Wat is rouw hard en zwaar. Wat is het moeilijk te accepteren wat het verlies van een dierbare met zich meebrengt. Naast het onmetelijke, intense verdriet is er de boosheid om het verlies van Jort en mama. Maar soms ook ongerichte, totaal irreële woede. Omdat ik wat uit m’n handen laat vallen, iets ben vergeten mee te nemen uit de supermarkt of wanneer ik m’n hoofd stoot aan een kastdeurtje dat ik zelf liet openstaan. Is er de vermoeidheid die er soms voor zorgt dat ik tegen het middaguur compleet uitgeput ben en niets meer kan. De jaloezie, wanneer ik dochters zie die nog wel Moederdag kunnen vieren met hun moeder, die met hun zorgen bij hun moeder terecht kunnen, en met haar kunnen lachen en huilen. Of de jaloezie wanneer ik een mama zie met haar zoontje van 3, bijna 4. Die leeftijd dat ze verveeld raken, dat ze zo toe zijn aan school. Zoals ik Jort af en toe zo helder voor me zie, dat het bijna echt is. Mijn geheugen dat zo lek is, dat ik alles moet opschrijven omdat ik anders niets onthoud. Dat ik kaartjes vergeet te sturen naar mensen, gewoon omdat ik verjaardagen of andere mijlpalen niet meer kan onthouden. Dat ik slecht uit mijn woorden kan komen, me niet goed kan concentreren, het schrijven dat veel langer duurt. Dat ik het vertrouwen in mezelf voor een groot deel kwijt ben, dat ik moeite heb te vertrouwen op mensen om me heen. Dat mijn hart een paar slagen overslaat bij elk telefoontje dat ik krijg. Bang voor meer slecht nieuws. Eigenschappen waarop ik trots was, die mij definieerden, die ik belangrijk vind. Die ik nu in meer of mindere mate kwijt ben, of die me in ieder geval veel meer moeite kosten.