Profile icon Profiel News icon Posts (29)
Blog image
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com
  • Kinderverhaal 8plus
  • Fictie

Verrot Spannend!

Hoofdstuk 8

De wind waait zacht over het dak van het flatgebouw. Sep bladert in het rode boekje. De zon piept al boven de horizon en de vogels fluiten hun ochtend deuntjes. Al horen de jongens dat niet.
Beneden op straat lopen mensen in kleurloze kleren. Ze lopen met hun hoofd gebogen en praten niet tegen elkaar. Iedereen loopt in hetzelfde tempo, niemand haalt elkaar in en niemand loopt naast iemand anders. Het is alsof er een kudde robots lopen; een, twee, drie, een twee, drie…
De zwarte patrouille autootjes rijden iedere drie minuten door de straat. Steeds met dezelfde snelheid. Elke keer dezelfde route. Gisteravond scheen er nog een straal uit, een soort zoeklicht. Nu schijnt geen straal uit, die zou natuurlijk ook niet veel nut hebben in het ochtendlicht. In plaats daarvan klinkt er een mechanische stem: ‘ Attentie wijk acht. Het is zeven over half zes. Over acht minuten vertrekt de shuttle bus.’
In de verte klinkt een gezoem dat dichterbij komt. Even denkt Sep dat de shuttle bus eraan komt. Niet dat hij precies weet wat dat is. Vandaar dat hij zijn oren spitst om te checken of hij al dichter bij komt. Hij is er wel benieuwd naar. Dan valt het hem op dat het geluid van boven komt. Sep kijkt op en speurt de hemel af. Hij voelt de haartjes in zijn nek omhoog gaan. Hoog in de lucht zwermen spinachtige vliegtuigjes zoevend heen en weer. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes om het beter te kunnen zien. ‘Shit, drones!’ sist hij tegen Joep en zijn hart klopt snel. Dit is niet in orde. De drones zijn nog ver. Nu nog wel. Maar de drones cirkelen steeds dichter en dichter bij.
Sep gaat met zijn vinger over de bladzijde van het rode boekje en kijkt naar verschillende datums. Hij heeft geen enkel idee welke tijd ze moeten kiezen. Nul ideeën. Joep staat ondertussen met het kettinkje in zijn hand ongeduldig van het ene been op het andere te hoppen. Sep denkt dat Joep de ernst van de situatie niet helemaal goed inschat en vooral gewoon heel veel zin heeft in het tijdreizen. Hij voelt een beetje boosheid opkomen. Stomme kleine broertjes ook altijd.
‘Geef dat ding,’ zegt Sep gehaast en houdt zijn hand op. Klaar om het kettinkje aan te pakken. Joep houdt het kettinkje stevig vast.
‘Nee, ik heb hem gevonden. Ik mag het doen,’ zegt Joep koppig.
‘Joep, echt, geen tijd voor dit soort dingen hoor!’ Sep graait naar de ketting maar Joep klemt zijn vuist dicht.
‘Nee, zeg maar wat ik in moet vullen. Ik kan dat gewoon.’
De drones zijn inmiddels nog maar drie gebouwen ver en Sep zijn handen beginnen te zweten.
‘1922, dat is de eerste datum. Doe die maar. Een, negen, twee, twee.’ Sep loopt alvast op de draderige schimmelplek op de vloer van het dak af. Joep draait geconcentreerd aan de kleine paddenstoel om de cijfers als een cijferslot in te vullen. ‘Klaar!’ zegt hij dan trots.
‘Laat eens zien,’ vraagt Sep en terwijl hij dat zegt klinken er kleine knallen. De eerste drone is vlakbij en lijkt een soort ronde kogeltjes op ze af te vuren. Ze ketsen af op de ijzeren deur die nog steeds op een kier staat. Er is geen tijd meer om na te denken of te controleren. Sep pakt de hand van zijn broertje en sleurt hem mee de schimmelvlek in. Weer voelen ze die koude grepen om hun enkels, slaat de duisternis op hun ogen en vult hun neus zich met die muffe geur. Duizelingen en klamme kou. Dan opeens vallen ze achterover op hun billen op de harde grond.


Het eerste dat hij voelt is kou. Kou vanuit de harde aarde. En koude wind. Gure, snijdende wind. Het laat zijn wangen meteen prikken. De lucht ruikt zuur en dik. Sep kijkt om zich heen. De zon wordt tegengehouden door dikke, bruingele wolken. Het lijkt geen dag maar ook geen nacht. Het lijkt een soort schemergebied. Joep en hij zitten op keiharde zwarte aarde. Her en der liggen bevroren plassen water en wat brokken baksteen. Er staat geen enkele boom. Er groeien nul grassprieten. Automatisch trekken ze hun vesten over hun mond en neus om de stank van de omgeving buiten te houden. Als er een windvlaag komt ruikt het naar vieze eierscheten. Langzaam staan ze op en wrijven even over hun billen.
Overal waar ze kijken zien ze niets anders dan brokken puin. Ze kunnen heel ver kijken. Er staan bijna geen gebouwen meer. Er is zo goed als niets. Sep raakt ervan in de war. Hun huis is gebouwd in 1921. Het zou er moeten zijn. En wie gaat er in godsnaam op zo’n plek een huis bouwen? Misschien zijn ze wel naar een hele andere plek gereisd.
Ze beginnen voorzichtig tussen de brokken steen door te lopen. Ze slaan linksaf en lopen een eindje rechtdoor. Ze zeggen niet zo veel tegen elkaar. Op de een of andere manier zorgt de schemering en wind ervoor dat ze alleen af en toe durven te fluisteren. Ze lopen dicht naast elkaar. Dan komen ze op een open vlakte zonder puin en stenen. Er steken dode stukken boom de grauwe lucht in. Sommige zijn dun en hoog, anderen zijn niet meer dan een stompje. Maar allemaal zijn ze afgebroken, dor en dood. Het lijkt wel een bomenkerkhof.
‘Het bos,’ fluistert Sep. ‘Dit is precies de afstand van ons huis tot het Heilooerbos.’ Ze zitten dus wel op dezelfde plaats. Op de juiste plaats.
‘Geef mij eens die ketting.’ Sep trekt hem uit Joeps handen voordat hij weer moeilijk kan gaan doen. Hij kijkt naar de cijfers: 1, 9, 2, 2. Maar gelezen van rechts naar links. Niet van links naar rechts. Sep voelt een ongemakkelijke prikkeling door zijn maag trekken. Hoe kan je zo dom zijn denkt Sep. Maar ergens ziet hij het probleem. Het paddenstoeltje is rond. Het is geen kwestie van links en rechts maar van met de klok meedraaien. En hij weet dat Joep dat niet kan. Iedere keer als ze een spelletje met papa en mama spelen begint Joep ruzie te maken omdat hij vindt dat hij aan de beurt is. En iedere keer moet mama dan weer uitleggen wat met de klok mee betekent.
‘2291, Joep. We zijn in het jaar 2291.’ Sep kijkt verslagen om zich heen. Wat is er in godsnaam met de wereld gebeurd. Zullen al die oorlogen uit de hand zijn gelopen? Zullen ze van die gevaarlijke bommen hebben gebruikt? Hoe heten die ook al weer? Atoombommen. Of is dit wat de mens het milieu heeft aangedaan? Al die jaren met die vieze auto’s rondrijden en al die fabrieken met vervuilende rook…
Joep kijkt hem met grote ogen aan en probeert te begrijpen wat hij heeft gedaan. Hij durft niets meer te zeggen en kijkt snel naar zijn schoenen die op de ijskoude harde aarde staan.
Zonder precies te weten waarom lopen ze langzaam door. Het bos in. Of wat daar van over is. In het midden van het bos was vroeger de Kattenberg. Een gek heuveltje met daarop een oude boom. Sep hoopt dat die er tenminste nog is. Of in ieder geval het heuveltje zelf. Het zou fijn zijn een echt herkenningspunt te hebben. Dan bedenkt hij zich iets. Halverwege het bos is een groot veld dat vroeger uitzicht bood op een landhuis. Zal die er dan nog staan? Hij begint sneller te lopen tot ze op een deel zijn waar geen dode bomen staan. Sep kijkt in de richting waar hij denkt dat het huis hoort te zijn. In de verte staan inderdaad een gebouw. Het lijkt in de verste verte niet meer op het statige landhuis. Planken zijn voor de ramen gespijkerd. Gaten in de muren zijn gevuld met brokken steen en dood hout uit het bos. Er staat een ijzeren hek omheen. Verroest. Vol met bruin prikkeldraad. Niet echt een heel gezellig en uitnodigend huis. Er is niks statigs en landhuizerigs meer aan. Het lijkt wel een bunker.
In de verte klink een vreemd geratel. Het komt dichterbij. Nu horen ze ook doffe voetstappen. De jongens kijken in de richting van het geluid. Over de straat die voor het huis loopt komen zes mensen aangelopen. De eerste loopt mank, de tweede loopt stampend en de overige vier trekken een grote houten kar. Aan elke kant twee. Al hun kleding heeft de kleur van bederf. Groenig, bruin, geel en grijs. Je kunt ze bijna ruiken met je ogen. Hun haren zijn lang, vuil en in slordige staarten geknoopt. Ze hebben allemaal een doek over hun neus en mond geknoopt. Als een soort cowboys. Sep begrijpt wel waarom. Hij probeert vooral door zijn mond te ademen om de stank niet te ruiken die de wind steeds aanvoert. De eierscheten wind. Wanneer de mannen dichterbij komen zien de jongens dat de manke man aan één voet geen schoen draagt. Er zit een vuil verband vol opgedroogde bloedvlekken om de voet. Op de kar staan houten vaten, ijzeren kisten en een stapel dorre takken. Alles schudt door en tegen elkaar aan en maakt een hoop kabaal.
Sep en Joep schuiven voetje voor voetje richting een groepje dode boomstammen, zonder hun ogen van de mannen af te houden.
Vlak voor het huis steekt de man met de zere voet zijn hand omhoog. Iedereen blijft staan. Ze overleggen even en dan wijst een man die de kar trok richting de heuvel. De heuvel met de restanten van de eens zo mooie boom. De Kattenberg. De rest van de mannen knikt. Nog een paar seconden kijken ze naar het huis. Sommige knikken even. Een van de mannen haalt een jachtgeweer van zijn schouder en knakt hem open. Hij knikt goedkeurend en sluit hem weer.
‘Hatsjoe!’ klinkt er opeens in het stille, dode bos naast Sep en hij kijkt verschrikt naar Joep. En hij is niet de enige. Zes groezelige gezichten draaien de kant van de jongens op en zwijgend staren ze hun kant op. Voetje voor voetje schuifelt Sepp in de richting van een eeuwenoude, dikke boomstam. Hij trekt Joep zacht mee. Please, laat ons ver genoeg weg zijn. Misschien is het wel te schemerig om goed te kunnen kijken tussen deze boomresten, denkt hij. Hoopt hij. Wanneer ze naast de resten van de grote, oude beuk staan horen ze geritsel.
‘Psttt…’ klinkt er van achter de boom. Sep kijkt maar ziet niets. ‘Psst…hier!’ sist nu een stem wat harder. Het lijkt wel of de boom kan praten. Maar hij is hartstikke dood. Er staat alleen nog een stam van ongeveer twee meter. En bomen kunnen ook als ze leven niet praten. Sep doet nog een stapje opzij en ontdekt een grote gleuf aan de zijkant in de boom. De boom is hol. Een klein bleek handje steekt eruit en wenkt naar de jongens: ‘Kom snel! Kom erin!’ Dan is het handje weer weg.

Artikel lezen
0 Reacties tonen
Blog image
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com
  • Fictie
  • voorlezen

Verrot Spannend!

Hoofdstuk 6

Joep en Sep zitten in het donker op Seps bed. Ze hebben de beer en de stoel voor de schimmelplek weggeschoven en kijken naar de vieze brei op de muur. ‘Denk je echt dat het kan?’ vraagt Joep fluisterend. Sep knikt. Hij weet het helemaal niet, maar ze moeten íets doen. Wie weet verdwijnen ze straks zelf wel. Of zal dat niet zo werken. Zal papa ergens wel bestaan en ook hun vader zijn? Hij heeft zoveel vragen. Zoveel. Zijn hoofd doet er zeer van. Hij zucht. ‘Kom op Joep. Vest dicht.’ Ze ritsen hun zwarte vesten dicht en staan op van het bed. Langzaam lopen ze naar de schimmel. De draden krioelen en bewegen weer als levende wezens, in de verte glimt er af en toe een klein lichtje. ‘Voeten eerst,’ fluistert Joep en hij steekt zijn linkervoet in de gore massa. Weer voelt hij de koude greep om zijn enkel. Ook Sep zet zijn voet erin. En dan staan ze weer tegen de muur. ‘Spiderman, spiderman…’ begint Joep zacht te zingen voordat ze opgeslokt worden door de kolkende koude massa schimmeldraden. Als ze hun ogen opendoen zijn ze op het dak van een enorm flatgebouw. De wereld om hun heen is donker. Boven hun hoofden staan de zelfde sterren als altijd. Ze zitten op hun billen en wrijven even over hun gezicht. In Joeps pony zit een klontje schimmel. Snel veegt hij het weg. Getver. De duizeligheid verdwijnt snel en ze staan op. Ze lopen over de gladde tegels op het dak naar het muurtje dat het hele dak omrand. Ze kunnen precies over de rand kijken en zien naast dit gebouw een zelfde gebouw. Aan de andere kant ook. Aan de overkant staat zelfs een nog hogere woontoren. Alle gebouwen zijn groot, grijs en rechthoekig. Geen versiering, geen balkon. In sommige kamers van de flat aan de overkant branden nog lichten, maar de meeste zijn donker. Ze kijken naar beneden, naar de straat. Sep vindt dat een naar gevoel, zo in de diepte kijken. Vorig jaar waren ze op vakantie naar Engeland geweest. Hij had gedacht dat ze lekker aan het strand zouden gaan chillen. Mama had een camping geboekt met uitzicht op de zee. Ze had er alleen niet bij vertelt dat de camping bovenop een klif was. Voordat ze in de zee konden zwemmen, moesten ze eerst een helse wandeling maken. Ze liepen met alle strandspullen over hele smalle paadjes, met vlak ernaast een enorme diepe afgrond. Nergens waren er hekjes langs het pad. Mama vond het soms zo eng dat ze moest huilen. Dat was als ze langs het stuk liepen waar in de voorgaande winter delen van de klifwand naar beneden waren gestort. Tijdens die vakantie ontdekte Sep dat hij ook niet zo van hoogtes hield. Hij houdt zich nu dus stevig vast aan het betonnen randje van de muur. Ze zien een smal, zwart autootje langzaam richting de hoek van de straat rijden. Op het dak zit een vierkante zilverkleurige kist met daarop een lichtgevende bol. Uit de bol schiet een blauwe lichtstraal van links naar rechts en weer terug. Als een soort zoeklicht. De auto heeft geen ramen. ‘Hij heeft geen ramen, Sep,’ zegt Joep. Hij stoot even met zijn ellenboog tegen zijn broer. Sep knikt langzaam. Dan rijdt de auto zonder bestuurder, bedenkt hij zich. Wat vreemd. Plotseling schiet er een rode straal uit de bol. Pijlsnel. Er klinkt gekerm vanaf de stoep. Ze buigen een beetje voorover om beter te kunnen zien wat er gebeurt. Op de stoep voor de flat waar ze op staan ligt een oude man. De man huilt en grijpt naar zijn benen. ‘Sep, wat was dat?’ Joep stem klinkt ongerust. Op dat moment voelen ze dat er iemand achter hen staat. De haartjes achter op Sep nek gaan omhoog staan. Kippenvel kruipt van zijn nek, over zijn rug naar zijn armen en benen. Ze horen zacht de ademhaling van een persoon. Meteen daarna krijgen ze alle twee een hand voor hun mond. Ze worden bij de rand van het dak weggetrokken, naar achter. ‘Willen jullie dood, ofzo?’ fluistert een stem kwaad. Kwaad en een tikkeltje ongerust. Ze herkennen de stem. Het is de stem van Yrsa. Een golf van opluchting trekt door ze heen. ‘Kom en houdt je mond tot we binnen zijn,’ fluistert ze. Langzaam haalt ze haar handen voor de monden van de jongens weg. Als ze zich omdraaien zien ze Yrsa staan in het maanlicht. Ze schrikken als ze haar goed bekijken. Haar linkeroog is dik en blauw en er zit een snee in haar onderlip. Snel volgen ze haar naar een klein ijzeren hokje dat achteraan op het dak staat. Er zit en deur in die op een ruime kier staat. ‘Niet aan de deur komen, hij piept,’ zegt Yrsa en ze wurmt zichzelf tussen de kier door naar binnen. De jongens volgen haar. Ze lopen op hun tenen en houden hun mond stijf dicht. Zelfs als Joep zijn hoofd tegen de deurpost stoot. Normaal huilt hij dan en schopt tegen het ding waar hij zich aan stoot. Zodat hij dan ook nog een zere voet heeft.
‘Als eerste: reizen zonder paddenstoel is spelen met je leven. Jullie hadden echt geluk dat mijn terugreis nog openstond. Doe dit nooit meer!’ begint Yrsa. ‘En als tweede, vertel op. Wat dóen jullie hier sowieso opeens?’ Yrsa klinkt boos. Ze kijkt ook niet blij. Sep en Joep zitten naast elkaar op het onderste bed van een metalen stapelbed. De kamer is klein. Er staat verder nog een bureau met een krukje. En een kledingkast. Alles meubelen zijn grijs. Ook de dekens op het bed. De enige kleur komt van een klein knuffeltje. Naast Yrsa’s kussen staat een klein, gek knuffeldiertje. Het lijkt wel een soort Pokémon. Hij heeft alle kleuren van de regenboog, een spits snuitje en rondje oortjes. Zijn kraaloogjes staan donker. Joep pakt het knuffeltje en aait hem. Joep houdt enorm van knuffels. ‘Waar is je echte?’ vraagt hij aan Yrsa. Ze haalt haar schouders op en krijgt tranen in haar ogen. ‘Weg,’ zegt ze. ‘Meegenomen, denk ik.’ Ze voelt even aan haar zere oog. Au. Haar gezicht vertrekt in een pijnlijke grimas. Dan begint Sep te vertellen over zijn moeders litteken en zijn vader. Of beter gezegd, zijn ontbrekende vader. Joep moet een beetje huilen en knuffelt het knuffeltje. Yrsa loopt naar hem toe, aait hem even over zijn haar en pakt dan het knuffeltje voorzichtig af. Ze legt hem onder haar kussen. Nu is de hele kamer weer grijs. Ze gaat op het krukje zitten en kijkt naar het bovenste bed. Dat is het bed van haar broer Sem. Sem is al bijna 18. Dan staat ze op en steekt haar hand onder het kussen van het bovenste bed. Het kleine boekje dat ze de vorige keer bij zich had komt er onder vandaan. Ze slaat het open. ‘Kijk, dit boekje is van Sem. Dat is mijn broer. Ik vond het in zijn matras. Hij had het stiksel los gemaakt en hem erin verstopt.’ ‘Wordt hij niet boos als je aan zijn spullen zit?’ Joep kijkt verbaasd. Sep wordt zeker wel kwaad als hij zoiets zou doen. ‘Ik moest wel. Hij was al drie nachten niet thuis gekomen. En ik had geen idee waar hij was. Normaal gesproken krijg je binnen twee dagen een brief thuis als iemand er niet is. Dan is diegene vastgezet, in een cel, door De Partij. Maar die brief was er na drie dagen nog steeds niet.’   Ze bladert verder. Al eerder had ze de jongens verteld over de regering van het land in deze tijd: De Partij. Hoe het precies zit weten ze niet, maar wel dat Yrsa het er niet mee eens is. Als ze het woord zegt “De Partij’ trekt ze een beetje haar neus op en kijkt vies. Sep had gevraagd over welke partij ze het had. Hij had pas op school over de verkiezingen geleerd en de Tweede en Eerste Kamer. Yrsa had hem verbaasd aangekeken. Ze wist niet beter dan dat er maar één partij was: De Partij. Verkiezingen waren er al heel lang niet geweest. Zelfs haar ouders, die in de andere kleine kamer sliepen, kenden geen verkiezingen.  Af en toe laat ze stukjes tekst en kleine tekeningen aan de jongens zien. ‘Eerst begreep ik er niets van. Of in ieder geval niet veel. Toen zag ik op de laatste bladzijde drie adressen staan. Eentje van die adressen is hier in de woontoren tegenover. Dat adres wist ik wel te vinden dus.’ Yrsa doet het boekje dicht en stopt hem in de matras van haar broer terug. ‘Ik heb het boekje alleen bij mij als ik reis,’ zegt ze. ‘Het is het jaar 2173, dat heb ik al vertelt toch?’ De jongens knikken. ‘Al sinds het begin van de Partij in 2123 moeten jongens wanneer ze 18 zijn zich melden. Ze krijgen een baan aangeboden. Een stomme, saaie baan die ze niet mogen weigeren. En sommige jongens hebben pech. Die moeten het leger in.’ De jongens knikken weer. Yrsa had al verteld dat er op veel plekken in de wereld in deze tijd oorlogen zijn. En dat alle landen zich ermee bemoeien en soldaten sturen. Ze begrijpen dat Sem daar geen zin in had. En hij was bijna jarig. ‘Dus hij is op de vlucht geslagen?’ vraagt Sep. ‘Dat denkt iedereen,’ antwoordt Yrsa. ‘Maar wat ik hier lees, in al deze aantekeningen is iets anders. Volgens mij wil hij kijken of hij de geschiedenis kan veranderen. Wil hij zorgen dat de Partij nooit aan de macht kon komen.’Joep kijkt boos. ‘Nou geschiedenis veranderen kan zeker wel. Dat hebben wij ontdekt.’Yrsa zucht. ‘Ik weet het. Maar voor iets grootst als een heel land veranderen moet je goed speurwerk doen. Misschien moet je terug naar de jeugd van de oprichter van de partij. Ik weet het niet.’ ‘En is dit alles wat hij heeft achtergelaten?’ vraagt Sep en wijst naar de matras waar het boekje in zit.Yrsa schudt haar hoofd. ‘Hij heeft nog een blauw boekje. Ik denk dat hij die mee heeft.’
Even zijn ze alle drie stil. Joep pulkt aan zijn schoen en Sep bijt op een velletje van zijn lip. ‘En nu?’ vraagt hij en kijkt Yrsa aan. Ze haalt haar schouders op. ‘Als ik eerlijk ben weet ik er niet veel vanaf. Toen ik bij jullie kwam was ik op zoek naar Sem. Maar misschien is hij niet vanaf dit adres gereisd. Er zijn meer plekken, weet je.’‘Of misschien naar een andere tijd? Hoe kun je hem in godsnaam vinden als je de keuze hebt uit zoveel verschillende tijden?’ vraagt Sep. Hij voelt de moed een beetje in zijn schoenen zinken. Waarschijnlijk heeft ze geen idee hoe ze hun vader terug kan laten komen. Yrsa wijst naar de matras waar het boekje in zit. ‘Daarin staan alle belangrijke data over het ontstaan en de oprichting van de Partij. Maar zelfs ook over de voorouders van de oprichter Claus Poortman. In neem aan dat hij naar een van die tijden is.’ ‘Wie is Claus?’ vraagt Joep. ‘De oprichter van de Partij.’ Yrsa wijst naar het handvat van de bureaulade. In het metaal zit een afbeelding gedrukt. Sep leun naar voren om het te bekijken. Het is een soort poort met erboven een gezicht van een kale meneer met een brilletje. Dan opeens valt het hem op dat dit logo op veel meer plekken aanwezig is. Hij ziet het op de deurklink, op het waslabel dat aan de kussenhoes zit en zelfs op Yrsa haar schoenzolen. Yrsa staat op en pakt het knuffeltje onder haar kussen vandaan. Ze aait zijn vacht glad en alle kleuren verdwijnen. De buitenste haren zijn grijs en bedekken alle vrolijkheid. Aan de onderkant zit een klein gaatje en ze pulkt er voorzichtig aan. Dan trekt ze er het kettinkje met de paddenstoel uit. Als ze die gister bij zich had gehad, toen ze ondervraagd werd door de politie waren de gevolgen rampzalig geweest. Maar ze besluit dit maar niet tegen de jongens te vertellen. Ze merkte dat ze dit allemaal al bijna niet te geloven vonden. ‘Over twee uur wordt het licht. Dan moeten we weg zijn. Overdag moet je overal je identiteitskaart laten scannen en die hebben jullie niet.’ Ze loopt naar de deur. De jongens staan op.‘We gaan eerst langs Jorn. Het is alleen de straat over. Dat redden we.’ Ze legt een vinger op haar lippen als teken dat ze nu stil moeten zijn en opent de deur

Artikel lezen
0 Reacties tonen
Blog image
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com
  • fictiefverhaal
  • Kinderverhaal

Verrot Spannend!

Hoofdstuk 5

In de keuken zit mama aan de eettafel. Ze heeft leesbril op. Mama probeert een draad door de naald van de naaimachine te steken. De machine staat midden op tafel. Eromheen liggen verschillende lappen stof en stukken wit papier met stippellijntjes erop. De schildersezel staat in de hoek naast de koelkast. Ervoor staat een blauw kratje van de supermarkt vol met verfspullen. Joep en Sep lopen de keuken binnen, klaar voor een preek omdat ze de hele middag weg zijn geweest. Maar mama gebaart alleen dat ze even dichterbij moeten komen. Als ze naast de stoel staan pakt mama een meetlint en zegt Joep dat hij zijn arm uit moet steken. Daarna meet mama nog meer onderdelen van Joeps lichaam op. Hierna is Sep aan de beurt. Eerst zijn armen, dan zijn buikomtrek, vervolgens zijn rug lengte. Mama noteert alles op een kleurplaat van Joep. ‘Mama! Die heb ik voor jou gemaakt,’ zegt Joep beledigd. Hij doet woedend zijn armen over elkaar en kijkt haar boos aan. Mama ziet het niet, ze kijkt niet op van haar werk. ‘Ik vind hem ook heel mooi,’ zegt ze graait tussen de lappen stof op de tafel. De ene na de andere lap verplaatst ze, en soms belandt er een op de grond. ‘Waar is toch die schaar,’ zegt ze geïrriteerd. De stoffen zijn kleurig met verschillende patronen. Erg kleurig. Oranje, geel, rood, dat soort felle kleuren. En ook erg patronerig. Stippen, strepen, sterren en er is zelfs een lap die stippen, strepen én sterren samen heeft. Het bevalt Sep maar niets dat ze zijn maten heeft opgenomen én dat die malle stoffen daar liggen. Mama denkt toch niet dat ik een zelfgemaakt shirt ga dragen? Hij kijkt naar de krat met de schildersspullen van mama. Opeens vindt Sep het jammer dat ze niet meer schildert. Hij heeft nog liever dat verschrikkelijke schilderij aan de muur dan een trui met stippen, strepen én sterren. De stoffen doen hem denken aan de kleding uit 1987. Een paar uur geleden liep iedereen in felle kleurtjes. Zal zijn moeder er vroeger ook zo gek hebben bijgelopen? In zelfgemaakte bloesjes? En met een hoge kuif in haar pony? En opa en oma? Hoe zouden die er al die jaren geleden hebben bijgelopen? Opa heeft nu heel dun grijs haar. Hij stelt zich voor dat opa een dikke zwarte snor had en donkere lang haar. Dat lijkt hem wel heel grappig en hij begint te lachen. ‘Wat is er?’ vraagt mama. Ze kijkt op van haar werk. ‘Ik moest aan opa denken. Hoe hij eruit zag toen hij jonger was. Met een dikke snor en lang haar. Had hij dat vroeger?’ vraagt Sep aan zijn moeder. Opa en oma wonen alweer negen jaar in het buitenland. Met kerst komen ze naar Nederland en in de zomer gaan Joep en hij vaak met papa en mama bij ze op visite. Als ze tenminste niet al te ver weg zijn. Ze hebben lang rond gereden door Europa met een camper. Sinds kort hebben ze een huis in Frankrijk gekocht. Sep en Joep hopen dat ze snel eens langs kunnen. Op zolder staan wel tien dozen vol met spullen die ze hebben achtergelaten. Ieder jaar vraagt papa of hij ze mee moeten nemen maar dan begint oma altijd snel over een ander onderwerp te praten. ‘Op zolder in die dozen liggen ook fotoboeken. Ga maar even kijken ik ben toch nog even bezig,’ zegt mama. Dan juicht ze even want ze vindt eindelijk de schaar onder een stapel tijdschriften. ‘Yes!’ roept ze. Soms lijkt mama wel een kind, denkt Sep. Hij snapt ook van wie Joep zijn rare streken heeft. Niet van papa. ‘Waarom staan opa en oma’s spullen eigenlijk hier?’ vraagt Joep. ‘Oma en opa hebben toch meer kinderen. Lex woont in een veel groter huis dan wij.’ Joep denkt aan de villa in Bloemendaal van ome Lex. Oom Lex is nooit getrouwd en woont alleen in dat hele grote huis. Samen met zijn drie poedels en een papagaai. ‘Dit is hun oude huis suffie, wist je dat niet?’ zegt mama. Joep schudt zijn hoofd. Sep probeert te bedenken of hij het wist. Hij was nog heel klein toen opa en oma vertrokken. ‘Ben jij hier dan geboren mam?’ vraagt hij. Opeens beginnen er kwartjes én puzzelstukjes op hun plek te vallen…Wat dom, wat dom, denkt hij. Dat ik dat niet meteen snapte. Hij sleurt Joep mee aan zijn arm richting de deur. Joep snapt er niets van maar doet evengoed ook enthousiast. Hij is altijd wel in voor iets spannends. Terwijl ze de keuken al uit zijn horen ze mama nog verder praten. Mama legt uit dat ze in het ziekenhuis in Alkmaar geboren is. Maar dat opa en oma hier wel al woonden. Die hadden het gekocht voordat oma zwanger was. Dan lopen de jongens de trap op en verstaan ze mama niet meer. Op zolder is het stoffig en donker. Je kan er alleen komen met een klein trapje die je moet uittrekken uit het plafond. Als hij opgevouwen zit, zie je niets. Alleen een deurtje in het plafond met een haakje eraan. Daar moet je een stok met een haak in steken en dan hard trekken. Het lukt Sep maar net. Vorig jaar kon hij het nog niet. Ben ik toch gegroeid, denkt hij trots. Hij neemt zich voor zichzelf vanavond op te laten meten door papa. Papa heeft in de keukenla een rolmaat liggen. Een soort ijzeren, opgerolde liniaal. Papa druk hem dan met zijn rug tegen de muur en doet een boek plat op zijn hoofd. Dan mag hij onder het boek vandaan en de rolmaat uitrollen. Hij hoopt dat hij eindelijk groot genoeg is om in alle attracties te kunnen in Slagharen. Daar gaan ze vaak met vrienden van papa en mama heen. Vorig jaar moest hij nog in de kinderachtbaan en de vliegend olifantjes. Echt zo gênant. Zat hij daar tussen alle kleuters. Hij deed maar net alsof hij Joep begeleidde. Joep kruipt nu achter hem aan de zolder op. Hij duwt Sep in zijn rug. ‘Doe even rustig,’ moppert Sep. Straks graait hij in een spin, denkt hij rillend. Hij maait met zijn hand door de lucht. Aan een balk hangt een lampje met een touwtje. Als je eraan trekt gaat het licht branden. In het midden kan Sep nog rechtop staan maar de dozen van oma en opa staan aan de zijkant. Daar is het dak schuin. Ze kruipen er heen en maken ze een voor een open. In de vierde doos vinden ze boeken. Eerst twee receptenboeken en daarna het eerste fotoboek. Vakantie Vierhouten, staat erop. Ze leggen hem naast de doos. Het volgende boek is een geboorteboek van mama. Ze zien hun huis met de oude openhaard. Ze zien een kinderwagen in het achtertuintje met het grasveldje. Er is nog geen konijnenhok. Wel hangen de gordijntjes al voor de schuurraampjes. Ze zien oma met een baby op schoot. Oma ziet er opeens heel bekend uit, en niet omdat ze hun oma is. Ze lijkt sprekend op de mevrouw die ze vanmiddag zagen. De mevrouw die de werkmannen naar binnen riep voor de koffie. Sep voelt zijn wangen een beetje prikkelen van de schrik. Het voelt alsof er duizenden mieren over zijn nek lopen. Het derde boek, een donkerbruine, slaan ze ergens in het midden open. Er zijn twee bladzijdes vol met foto’s waarop mannen aan het werk zijn. Aan de zijkant van het huis is een stuk aangebouwd. Nieuwe keuken in aanbouw, staat er in sierlijke letters onder geschreven. Dan een foto waarop ze al de tweede verdieping boven op de keukenaanbouw hebben gemaakt. Er staat bijgeschreven: slaapkamer voor Renate.En nu is het mijn slaapkamer denkt Sep. Ze bladeren een bladzijde terug. Er zitten tussen de gewone bladzijden steeds een soort hele dunne, doorschijnende bladzijde. Om en om. Hij probeert deze niet te kreukelen. ‘Seppie!’ roept Joep dan en hij wijst met grote ogen naar de bladzijde. Sep kan alleen maar stil zitten en kijken. Op deze pagina, van een fotoboek dat al jaren op deze stoffige zolder ligt, kijken drie kinderen de camera in. Ze eten een ijsje en zitten op een bankje. Het bankje staat voor een huis. Het zijn twee jongetjes met tussen hun in een klein meisje. Het meisje heeft een teddybeertje op schoot. Hetzelfde teddybeertje stond ook al op de babyfoto’s van mama. Sep schuift met het fotoboek richting het lampje om het beter te bekijken. Een ijsje verdiend! Staat eronder. Als je heel goed kijkt zie je de schaduw van oma die de foto maakte en ernaast een kleinere schaduw. Dat moet die van Yrsa zijn. Ze bestaat dus echt. Heel even merkt Sep dat hij daar heel blij van wordt. Hij is dus niet gek aan het worden. ‘Jongens! Komen jullie eten? En neem dat fotoboek even mee, ik wil opa ook wel weer even jong zien,’ roept mama onder aan de trap. Daarna horen ze haar vloeken en de voordeur weer proberen dicht te trekken. ‘Rotding!’Joep en Sep kijken naar het fotoboek. Misschien niet zo handig als mama dit ziet, denkt Sep. Ze is vaak warrig, maar haar eigen kinderen zal ze zeker herkennen. Snel pakt hij het geboorteboek van zijn moeder uit de doos en legt het donkerbruine boek weer terug in de doos. Vlak voordat hij achterstevoren het trapje af wil gaan bedenkt hij zich. Hij kruipt terug naar de hoek met de dozen. Hij bladert weer naar de foto en pulkt hem voorzichtig van de bladzijde af. Voordat de jongens naar beneden lopen legt hij de foto onder zijn bed in zijn oude schoenendoos met Pokémonkaartjes. Hij legt hem bovenop een klein briefje. Het briefje is rafelig uit een notitieboekje gescheurd en er staat in rood potlood: tot morgen of gister, groetjes Yrsa. Hij had het gevonden vlak nadat Yrsa terug door het schimmelportaal was vertrokken. 
‘…nee mam, dat klopt niet!’ zegt mama boos en ze staat met een spiegeltje voor haar gezicht. Haar telefoon ligt op de keukentafel en uit de luispreker klinkt de stem van oma.‘Toch wel Renaat. De auto raakte je bíjna,’ zegt oma door de telefoon.Mama gaat met haar vingers langs haar hals, onder haar linkeroor. Daar waar mama’s litteken zit, weet Sep. Maar als hij dichterbij komt ziet hij alleen maar normaal vel. Zonder gekke rode lijn. Er is geen litteken te bekennen.‘Mam, ik had zeven hechtingen. Dat vertel je altijd. De auto reed achteruit en raakte mij.’ Mama krijgt tranen in haar ogen en schudt haar hoofd. ‘Liefje, ik denk dat je in de war bent,’ zegt oma’s stem sussend. ‘Bedoel je niet dat litteken op je knie? Van toen je was gevallen op schoolkamp?’ Oma klinkt een beetje wanhopig nu. Mama pakt Sep bij zijn arm en trekt hem richting de telefoon. Mama vergeet altijd dat je op de luissprekerstand niet heel dicht bij de telefoon hoeft te gaan staan. ‘Sep, had ik hier een litteken?’ vraagt zijn moeder en kijkt hem dwingend aan. Sep haalt zijn schouders op en zegt: ‘Weet ik niet mam. Denk het niet, er zit toch niks?’ Maar terwijl hij dat zegt ziet hij in zijn hoofd hoe hij het kleine meisje voor de auto wegtrok. Hoe hij heeft gezorgd dat ze niet door de auto geraakt werd. Dat hij ervoor heeft gezorgd dat mama nu geen litteken heeft. Het lijkt hem het beste dat mama dit niet te weten komt. ‘Ik weet het anders wel zeker. Denk ik…’. Mama’s ogen beginnen een beetje wazig te kijken. Ze denkt diep na. ‘Ik lag op het strand toen er een jongen op mij afkwam,’ begint ze te vertellen. ‘Hij kwam met een fles zonnebrand naar mij toe. Hij dacht dat ik aan het verbranden was in mijn nek. Maar dat was mijn litteken.’ Ze glimlacht en kijkt de jongens aan. ‘Zo heb ik jullie vader ontmoet.’ Sep en Joep knikken, ze kennen het verhaal al. Opeens grijpt mama naar haar hoofd en doet haar ogen dicht. Ze kreunt alsof ze pijn heeft. Na een halve minuut is het voorbij, kijkt ze op en lacht naar Joep en Sep. ‘Waar waren we? O, ja het eten,’ zegt ze en loopt naar de oven. Ze trekt het deurtje open en de geur van lasagne vult de keuken. ‘Anders moet je even in een van de fotoboeken kijken,’ klinkt oma’s stem nog vanuit de telefoon. ‘Daarin zit nog een foto met…’ Snel drukt Sep de telefoon uit. ‘Wat doe jij nou?’ vraagt mama verbaasd.‘Ze zei toch doei?’ zegt Sep en Joep knikt instemmend. Maar dat is omdat Sep hem stiekem een duwtje in zijn rug gaf. Mama kijkt alsof haar kinderen gek geworden zijn en schudt even met haar hoofd. Laat ook maar, lijkt ze te denken. Ze richt zich weer op het eten. Ze doet de grote ovenwanten aan en pakt de bubbelende schaal uit de oven. Sep dekt de tafel. Mama kijkt verbaasd naar de borden. ‘Heb je iemand uitgenodigd?’ vraagt ze en wijst naar het vierde bord. ‘Die is voor papa, of eet hij niet mee?’ zegt Sep. Soms moet papa wel eens overwerken en dan eet hij later. Maar meestal weet Sep dat al van te voren want dan eten ze patat of pannenkoeken. Dat vindt papa niet zo lekker dus eten ze het als hij er niet is. ‘Ach, Seppie,’ zegt mama en geeft hem een kus op zijn hoofd. ‘Grappenmaker.’ Sep voelt Joeps hand ongeduldig op zijn rug tikken. Hij kijkt om. Joep wijst naar de grote zwart wit familiefoto die boven de eettafel hangt. Sep kijkt ernaar. Hij is genomen bij een echte fotograaf waar ze samen op en bank zaten. In hun mooiste kleren. Hij ziet zichzelf, mama en Joep. Links op de foto, waar papa hoort te zitten, zit Mees de hond. ‘Sep?’ zegt Joep en Sep hoort dat hij bijna moet huilen. Sep voelt zelf ook zijn keel een beetje dicht knijpen. Hij probeert de tactiek van Joep toe te passen; hij knippert snel met zijn ogen. Dan haalt hij diep adem. ‘Kom vanavond als mama slaapt naar mijn kamer,’ fluistert Sep. ‘We moeten Yrsa vinden.’

Artikel lezen
0 Reacties tonen
Blog image
  • fictiefverhaal
  • Fictie
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com

Verrot Spannend!

Hoofdstuk 4

‘Jongens?’ roept mama weer en ze loopt de trap op. Ze horen de eerste trede al kraken. Ook horen ze haar mopperen over speelgoed op de trap. Het klinkt alsof ze stilstaat om het te verzamelen. Het gaat niet helemaal goed want het klinkt alsof er lego kapot valt. Mama scheldt zachtjes. ‘Kom nou Sep,’ fluistert Joep. Sep kijkt snel zijn kamer rond. Ze kunnen niet zomaar spoorloos verdwijnen, dan raakt mama ongerust. Misschien belt ze dan de politie. Al denkt Sep nog steeds niet echt dat ze straks echt verdwijnen. Hij pakt het potloodje van zijn bed en de topotoets, met op de achterkant de gekke tekening met de paddenstoelen. Er is nog genoeg ruimte om iets op te schrijven op het blaadje. Wij zijn buitenspelen, groetjes Sep en Joep. Hij schrijft met grote, duidelijke letters en schuift daarna de brief onder de slaapkamerdeur door de overloop op. Op deze manier komt mama misschien zijn kamer geeneens binnen en ziet ze Yrsa ook niet. Sep moet er niet aan denken wat mama allemaal gaat doen als ze een meisje op zijn kamer ontdekt. Dat gaat ze natuurlijk tegen papa vertellen. En er samen grapjes over maken. En misschien vertelt ze het zelfs tegen zijn vrienden. Hij wil niet bekend komen te staan als iemand die met meiden speelt. Dan pakt hij toch ook maar de hand van Yrsa. Ook hij voelt de botjes in haar koude hand. Ze pakt hem stevig vast. ‘Oké, zegt ze, ‘eerst je voeten, dan wordt je niet vies.’ Ze steekt haar linkervoet uit en drukt hem in de schimmel. De jongens doen hetzelfde. Het voelt alsof een koude, klamme hand hun enkel vastpakt. Het voelt verrassend stevig. Dan zetten ze hun volgende been tegen de muur en even staan ze als een soort spidermannen tegen te muur geplakt. Maar binnen minder dan twee seconden grijpt de schimmel omhoog langs hun been. Tot hun knie en dan hun hele lijf. Het sleurt de twee jongens en het meisje de muur in. Weg. Zo lijkt het. Maar niets is minder waar. Nog voor ze volledig kunnen beseffen wat er gebeurt staan ze in de schaduw in een zonnige tuin. Ze zijn nog geen seconde weg geweest, zo voelt het. Maar ergens in hun gedachten hangen flarden van kleuren en geuren. Van tijden en plaatsen die voorbij zijn geschoten zonder dat ze het merkten. Ze halen even diep adem. Op de buitenmuur van het huis zit een schimmelplek. Hij heeft dezelfde grillige vorm en kleur als de plek in Sep zijn kamer. Ze kijken de tuin rond, het is een achtertuin zien ze. Er is een klein grasveldje met een konijnenhok erop. Zo eentje waarbij het konijn het gras kan eten. Een ren heet dat, denkt Sep. Aan het einde van de tuin, achterin, staat een stenen schuurtje. Het heeft een plat dak en gebloemde gordijntjes voor de raampjes. Waar ze nu staan, zo vlak bij het raam, liggen grijze tegels. In de hoek staat een houten zandbak met wat schepjes en vormpjes erin. Sep loopt naar het raam en gaat er dicht met zijn gezicht tegenaan staan om naar binnen te kunnen kijken. Hij moet zijn handen tegen het glas drukken om het licht tegen te houden. Hij ziet links een kleine keuken. Als hij rechtdoor kijkt ziet hij een woonkamer en een openhaard. In hun eigen huis is precies een zelfde openhaard. Alleen zijn thuis de stenen wit en hier steenkleur. Hij kan ook via het achterraam door het voorraam de straat in kijken. Het huis van de overburen staat eigenlijk in een andere straat zodat hij nu naar de achtertuin van de buren kijkt. Net als thuis, denkt hij. Dat zie je niet vaak. Hij draait zich nog eens om en bekijkt het schuurtje. Hij bedenkt er in zijn hoofd een mountainbike tegenaan en de gordijntjes weg. Net als thuis, denkt hij weer. Als hij het gras, de zandbak en het konijnenhok wegdenkt en er in plaats daarvan grote tegels, een tuinmeubel-set en parasol plaatst, is het precies de achtertuin van thuis. ‘Herken je het?’ vraagt Yrsa. Ze kijkt Sep afwachtend aan, hij knikt langzaam. Joep staat ondertussen de bladeren van paardenbloemen door het gaas van het konijnenhok te drukken. Het witte konijntje trekt met zijn scherpe tandjes gretig het lekkere groen door het gaas naar zich toe.Dan horen ze voetstappen en mannenstemmen in de steeg naast het huis. Er klinkt geratel van een kruiwagen en een sleutel wordt omgedraaid in de poort. Yrsa pakt Sep bij zijn mouw en fluistert hard naar Joep dat hij moet meekomen. Joep wil liever het konijntje blijven voeren, maar hij hoort aan haar stem dat het serieus is. Snel staat hij op. Ze sluipen vliegensvlug het kleine schuurtje in. Wat een geluk dat de deur niet op slot was. Op het moment dat ze de schuurdeur achter zich sluiten vliegt de poort van de tuin open. De mannen lopen luid pratend en lachend de tuin in. Ze hebben allerlei spullen bij zich. Er komt zelfs iemand een cementmolen de tuin in rijden. Yrsa, Sep en Joep gluren voorzichtig tussen een kier in de gordijntjes door. Na een tijdje gaat de achterdeur open en een vriendelijke vrouwenstem roept: “koffie!’ Ook kunnen ze de vrouw goed zien vanuit de schuur. Op haar arm draagt ze een klein meisje. Het meisje heeft een lichtblauw jurkje aan en twee vlechtjes in. Het is vast het kindje dat normaal in de zandbak speelt. Ze zwaait lachend naar de werkmannen met een knuffeldier dat ze in haar hand heeft. De werkmannen kijken nog even naar wat ze aan het doen waren en leggen dan een voor een hun werk neer. Als de mannen hun werkschoenen bij de achterdeur hebben uitgetrokken en achtergelaten trekt de laatste de deur achter zich dicht. Nu horen ze de lage stemmen van de mannen alleen nog maar in de verte. De poort staat op een kier, zien de kinderen. Zachtjes drukt Yrsa de schuurdeur open en rent de paar meter naar de tuinpoort. Ze bukt een klein beetje voorover tijdens het sprintje. Er gebeurt niks. De stemmen blijven doorpraten en lachen binnen in huis. Snel rennen ook Sep en Joep over het gras naar de poort. Sep is de laatste die er doorgaat en trekt zachtjes de poort helemaal dicht. Straks loopt dat kleine meisje er nog uit, denkt hij. ‘Waar willen jullie heen?’ vraagt Yrsa. Ze staan met zijn drieën in de steeg naast het huis. Hun hartslag is weer normaal. Het verschuilen voor de werkmannen was spannender dan het tijdreizen zelf. Ze voelden zich een soort inbrekers. ‘Waar zijn we eigenlijk ?’ vraagt Joep. Voorzichtig lopen ze de steeg uit en de straat in. ‘Zelfde plaats, andere tijd,’ zegt Sep en hij kijkt verwonderd om zich heen. Hun eigen straat met oude huizen is hetzelfde en toch helemaal anders. Het huis van buurman heeft een ander raam ziet Sep. Twee kleine ruitjes in plaats van een grote. Het huis van de buren daarnaast is de helft kleiner dan toen Sep er gister langs fietste. Al was gister dan weer 36 jaar later. Hij probeert dat maar gewoon te accepteren zonder het te begrijpen. De auto’s die in de straat geparkeerd staan, zien er uit alsof ze uit de oude speelgoedbak bij oma komen. Het zijn er ook veel minder dan tegenwoordig. Papa zou nu niet hoeven klagen over het niet kunnen parkeren voor zijn eigen huis. Er komt een wit met blauw busje de straat in rijden en stopt halverwege. Hij staat gewoon midden in de straat stil. Het is een ouderwets vrachtwagentje met op de zijkant de letters SRV, drie sterren en er staat ook nog zuivelservice op. De chauffeur stapt uit en opent een zijdeur. Daarna gaat hij door de voordeur weer op zijn stoel zitten. Naast zijn stoel staat op een verhoging een soort enorme rekenmachine. De man drukt op een knop en met een het geluid van een belletje springt er een lade met geld open. Aha, denkt Sep, dit is een soort kassa. Verschillende voordeuren gaan open en dames met gekleurde plastic boodschappentassen lopen door de straat en stappen de auto in. ‘Kom, zegt Joep en hij holt op de wagen af. Wanneer ze er vlak bij zijn stappen er twee vrouwen vrolijk kletsend uit. Joep en Sep gaan naar binnen. In de wagen staan blikken soep en erwten, potten wortels, broden en zakken aardappelen. Ook staan er kratjes met vers fruit en bloemkolen. Joep graait al in zijn zak naar verloren euro’s en begint zijn muntjes in zijn hand te tellen. Yrsa houdt zijn hand tegen en schudt haar hoofd. Ze horen de chauffeur zeggen: ‘Dat wordt dan drie gulden vijftig.’ Een oude mevrouw met grijze krullen knikt naar de chauffeur. Uit een groen-oranje geruite tas pakt ze een grote zwarte portemonnee en graait erin. Dan overhandigd ze de man een grote zilverkleurige munt en een wat kleinere. ‘Alstublieft,’ zegt ze en doet haar boodschappen in de tas. ‘Wow,’ zegt Joep en kijkt naar de munten in de hand van de man. Sep sleurt hem mee naar buiten. ‘Zag je dat Seppie, die munten? Die heeft papa ook in de vitrinekast. Cool!’ Joep blijft steeds even achterom naar de wagen kijken. De vrouwen zijn allemaal weer hun huizen in gegaan en de chauffeur start de wagen. De kinderen lopen over de stoep richting de spoorwegovergang, de wagen rijdt hen rustig voorbij. Ze lopen verder richting het station. Soms fietst er iemand voorbij en stoten de jongens elkaar aan en lachen stiekem. De mensen dragen wijde spijkerbroeken, kleurige bloezen en de mannen hebben bijna allemaal een grote snor. Maar het meest grappig vinden ze de kapsels. Het lijkt wel een omgekeerde wereld. Vrouwen hebben allemaal veel gel in hun haar en de mannen juist niet. Ook zijn ze langs wat kinderen gelopen die buiten speelden. Een groepje was aan het knikkeren, twee meisjes reden rondjes op geel met blauwe rolschaatsen en twee jongens gooiden een bal van de ene kant van de straat naar de andere. ‘Wat doen jullie?’ had Joep geroepen. ‘Stoepieranden,’ riep de jongen met het bruine haar terug en gooide de bal precies tegen de stoeprand aan de overkant, waardoor hij terugkaatste. ‘Meedoen?’ vroeg hij. Maar Sepp zegt nee, voordat Joep kan antwoorden. Bij het station staan geen incheck palen en poortjes. Op het perron staan de mensen in groepjes met elkaar te praten, niemand kijkt op een telefoon. Een enkeling leest een krantje op een bankje. Wanneer ze langs het bankje lopen ziet Sep datum bovenaan de krant. Even krijgt hij kippenvel en een rilling loopt over zijn rug. Het klopt, het is echt 1987. Hij ziet het zwart op wit staan. Even kijkt Sep snel achterom. Hij heeft al even het gevoel dat ze gevolgd worden. Ziet hij nu iets achter een muurtje verdwijnen? Hij wrijft in zijn ogen. Het zal wel een kat geweest zijn. Niet helemaal gek dat hij zich een beetje raar voelt, denkt hij en haalt zijn schouders op. Rustig wandelen ze verder.‘Het wordt tijd om terug te gaan,’ zegt Yrsa. Ze hebben een rondje gelopen. Ze lopen nu aan de andere kant hun straat weer in. Hun toekomstige straat. Ze zien de werkmannen wegrijden in hun auto’s.De voordeur van het huis staat op een kier. Een klein meisje loopt de deur uit met een teddybeer onder haar arm. Zonder te kijken loopt ze de straat op. De laatste werkauto rijdt achteruit, terug de straat in. Hij rijdt ook best snel. Het meisje kijkt naar de overkant van de straat waar een gevlekte poes zijn pootjes likt. ‘Hee, poesie,’ zegt ze met een hoog stemmetje. De auto komt steeds sneller dichterbij. Het meisje gaat gehurkt midden op de straat zitten en steekt haar kleine handje uit om de poes te lokken. Zonder verder na te denken rent Sep de straat op en trekt het meisje de stoep op. Precies op dat moment klinkt een harde gil uit de deuropening. De moeder van het meisje staat met haar hand voor haar mond en ziet hoe het nét goed afloopt. Ze pakt het meisje aan van Sep en zegt wel honderd keer dankjewel. Tranen stromen over de wangen van de mevrouw. Steeds als de kinderen verder willen gaan begint de vrouw weer te praten. Ze heeft al vertelt dat de voordeur slecht dichtgaat. En ze heeft hen alle drie een ijsje gegeven. Een staafje ijs in een plastic zakje. Je moet in de onderkant knijpen om hem een beetje omhoog te laten glippen. Je krijgt er hele koude handen van. ‘We moeten nu echt gaan,’ zegt Yrsa en ze staat op. ‘Wacht nog heel even,’ zegt de vrouw en loopt naar binnen. Als ze terugkomt heeft ze een grote, zwarte fotocamera in haar hand. Nog voordat iemand iets kan zeggen heeft ze een foto gemaakt van Joep en Sep met daartussen het kleine meisje. Ze eten alle drie het ijsje. Yrsa staat naast de vrouw en gebaart naar de jongens dat ze NU moeten komen. De jongens zien dat Yrsa geschrokken kijkt. Ze meent het heel serieus. Sep geeft het meisje een aai over haar hoofd en ze zwaaien nog eens naar de aardige mevrouw. Ze bedanken haar voor het ijsje. ‘Wat leek die mevrouw op mama he?’ zegt Joep als ze de steeg inlopen. Sep denkt even na. ‘Ja, maar dat kan mama sowieso niet zijn. Mama is geboren in 1984.’ Joep knikt. ‘Maar toch leek ze. En ze woont in ons huis.’ Hij vindt het maar toevallig. Heel toevallig. Als ze weer in de achtertuin zijn zien ze de mevrouw en het meisje nog in de voortuin zitten. Snel lopen ze op de schimmelplek af en Yrsa’s hand gaat al naar haar kettinkje. Geconcentreerd draait ze aan de cijfers en steekt daarna haar handen weer uit

Artikel lezen
0 Reacties tonen
Blog image
  • Fictie
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com
  • Kinderverhaal 8plus

Verrot Spannend!

Hoofdstuk 3

Dus jij komt uit de toekomst?’ vraagt Sep aan het meisje. Sep zijn hersenen proberen het te begrijpen, maar dit lukt nog niet helemaal. Stiekem denkt hij nog steeds dat het een grap is. Daarna kijkt hij naar zijn broertje. Joep ziet eruit alsof hij een geest heeft gezien. Met grote ogen en een bleek gezicht staart hij het meisje aan. Dan schudt hij even zijn hoofd. ‘Maar de toekomst gaat nu ook door zonder haar…’ zegt hij langzaam. Ook Joep zijn hersenen doen een poging het te bevatten. Het is lastig om dingen te begrijpen als je brein niet mee wilt werken. Het lijkt wel of er tussen de hersencellen een soort staking is. Alsof ze denken: weet je wat? Laat ook maar, dit zoek je zonder ons maar uit, wij doen hier niet aan mee.
Joep wrijft over zijn voorhoofd. Hij denkt aan ijzeren tijdreismachines uit de Donald Duck en aan die hele ouderwetse film Back To The Future. Daarin reizen ze ook naar de toekomst, maar dan met een auto of met de bliksem. Een paar weken geleden hadden ze op een zaterdagavond deze film nog gekeken met papa en mama. Papa dacht dat de film misschien wel te spannend voor Joep zou zijn. Maar het leek meer op een soort comedyfilm. Dat is altijd zo als papa een spannende film uitkiest. Ze zijn allemaal super ouderwets en lachwekkend.
‘Kijk het zit zo,’ zegt het meisje, ‘ik kom niet uit de toekomst en jullie zitten niet in het verleden.’ Ze kijkt naar de broertjes die het nu nog minder begrijpen. Ze zucht even. Het lijkt wel of ze de jongens dom vindt. Of te langzaam van begrip. Ze denkt na en voelt even aan het kettinkje om haar nek. Dan vraagt ze: ‘Heb je een tekenblaadje voor me?’
Sep graait tussen de papieren op zijn bureau. Het is niet echt netjes op zijn bureau. Er liggen tubes verf, nerf pijltjes die hij van Joep heeft afgepakt en heel veel vijf centjes. Hij wil niet dat ze op zijn dure tekenpapier gaat tekenen, dus hij pakt de oude topotoets van Zeeland. Hij draait hem om en de achterkant van het papier is gelukkig wit. Zijn stiften en potloden liggen nog beneden. Hij zou ze gisteravond opruimen. Maar dat zegt hij altijd en dan doet hij dat nooit. Mama vindt dat best irritant. Joep haalt een potloodje uit zijn broekzak. Joeps zakken van zijn broeken en jassen zitten altijd vol met dingen. Mam heeft zelfs al twee keer de monteur moeten laten komen voor de wasmachine. Dan zat er ergens nog een schroefje in een broekzak van Joep of een ander stukje oud ijzer. Deze keer komt het wel goed uit, die verzamelwoede van zijn broertje.
Het meisje pakt een Quest Junior van de vloer naast het bed. Ze legt het tijdschrift ter versteviging onder het blaadje. Ze zien dat ze even een verbaasde blik op Zeeland werpt. Dan draait ze het blad om en strijkt het extra glad. Ze tekent met het rode potloodje een wirwar aan draden. Het lijkt wel een bol wol die uit elkaar getrokken is.
‘Dit is tijd,’ zegt ze en ze wijst naar de gekke lijnen. ‘Alles is met elkaar verbonden en alles gebeurt tegelijk.’ Joep en Sep kijken moeilijk. Hun hoofden doen pijn van het nadenken. ‘Maar de meeste mensen weten het niet,’ gaat ze verder. ‘Jullie ook niet zo te zien.’ Ze lacht en de zon gaat buiten weer schijnen. Ze lijkt wel een elfje zo groen en dun. Het is veel leuker als ze lacht. Ze ziet er minder boos uit en de wereld om haar heen lijkt het ook prettiger te vinden. De lucht wordt lichter.
Dan gaat ze verder en kijkt weer serieus. ‘Wisten jullie dat er het dierenrijk is en het plantenrijk?’ De jongens knikken. Ze raakt weer even haar kettinkje aan. ‘En waar horen de paddenstoelen bij?’ vraagt ze dan. Sep trekt zijn wenkbrauw even omhoog. Denkt ze dat hij dom is ofzo. ‘Dat zijn plantensoorten,’ zegt hij zelfvoldaan. Joep begint te lachen naast hem.
‘Wat?’ vraagt Sep.
‘Dombo,’ zegt zijn kleine broertje en kijkt dan even naar de vieze schimmelplek op de muur. ‘Paddenstoelen horen bij het schimmelrijk.’ Trots kijkt hij het meisje aan. Ze knikt. ‘Inderdaad. En de paddenstoelen zijn slechts een klein deel van de schimmel zelf. Het grootste gedeelte zit onder de grond. Als je een paddenstoel ziet denk je dat dat alles is. Eén paddenstoel. Terwijl ze eigenlijk vastzitten aan schimmeldraden onder de grond, die verder reiken dan je zou denken.’
Ze pakt het potloodje weer en tekent nu hele kleine paddenstoeltjes overal op de wirwar aan draden. Ze wijst naar haar tekening. ‘Die paddenstoelen zijn de tijd waarin je denkt dat je leeft. Je denkt ook dat het de enige echte tijd is, want je ziet de andere tijden alleen los van je eigen tijd. Net als de paddenstoelen. Zo zien wij ook het verleden en de toekomst. Als losse stukjes tijd die wij wel kunnen zien, maar niet kunnen bereiken. Maar zoals je het nu hier ziet op de tekening, zien jullie dan dat ze verbonden zijn?’ Ze gaat met haar vinger over de warboel van draden die de paddenstoelen met elkaar verbindt. Dan kijkt ze kijkt de jongens vragend aan.
Sep en Joep knikken voorzichtig. Ze zien het wel, maar of ze het helemaal begrijpen…
‘Naja, beter dan dit kan ik het niet uitleggen. Ik let nooit zo goed op als mijn broer mij iets vertelt.’ Even trekt er een schaduw over haar gezicht als ze ‘broer’ zegt. Haar stem trilt een beetje.
‘Heb je dit niet op school geleerd dan?’ vraagt Sep.
Het meisje lacht hard. Maar niet met haar ogen. Die staan boos. Die lijken vuur te spuwen. ‘Nee, op school leren we nog minder dan jullie nu op school leren. Alles wordt gecontroleerd door de Regiopartij. Zo heet de overheid in mijn tijd.’ Ze zucht diep.
Sep kijkt haar onderzoekend aan. `Ik geloof er eigenlijk niks van,´ zegt hij dan en slaat zijn armen over elkaar. ´Volgens mij ben jij gewoon door de voordeur naar binnen geslopen.´ Sep denkt aan de voordeur die bijna altijd van buitenaf open te drukken is, omdat hij slecht sluit. Papa gaat hem ieder weekend maken, zegt hij. Al een jaar.
´En je heb ook nog steeds je naam niet verteld.’ Ook dat vindt Sep verdacht. Iedereen stelt zichzelf toch eerst voor? Dat is wel zo beleefd. Terwijl hij dat denkt, moet hij bijna blozen, want hij klinkt in zijn hoofd als zijn oma. Hij lijkt wel een oude dame.
´Ik heet Yrsa,´ zegt ze dan - iersaa, zo spreekt ze het uit- en kijkt hem koel aan. Sep vindt dat dit haar naarste blik is. IJskoud. Haar ogen gaan van de schimmelplek naar het raam en weer terug. Dan pakt ze uit haar broekzak een klein, zwart opschrijfboekje. Op de kaft staat een afbeelding van drie dunne paddenstoeltjes. Ze zijn er niet op geprint maar lijken wel in de kaft gedrukt. De paddenstoeltjes zijn goudkleurig en glanzen in het zonlicht. Ze begint te bladeren.
Het kleine, schichtige wezentje springt op haar schouder en begint geluidjes in haar oor te maken. Geïrriteerd schudt ze hem van zich af. Met zachte piepjes kruipt hij over het bed. Hij lijkt diep beledigd. Joep steekt zijn hand naar hem uit en aait hem voorzichtig op zijn kopje. Even zit hij doodstil en dan rent hij vliegensvlug de arm van Joep op en gaat op zijn hoofd zitten. Joep giert van de lach.
´Hoe heet hij?’ vraagt hij, maar Yrsa reageert niet. Ze bladert en leest en mompelt wat. Dan prikt ze met haar vinger in het boekje en roept: ’11 juni 1987!’ Ze kijkt de jongens uitdagend aan. Ze laat zich niet zomaar voor leugenaar uitmaken.
‘Durven jullie?’ Ze staat op en pakt het wezentje van Joeps hoofd af. Ze wacht niet op een antwoord. ‘Kom maar op dan. Eerst zien dan geloven?’ Ze loopt naar de grote, vieze plek op de muur. Ze pakt haar kettinkje vast en trekt aan het steeltje van de paddenstoel. Er komen acht ringetjes met cijfers tevoorschijn. Net als een soort cijferslot. Ze draait iedere ring en fluistert ondertussen: een, een, nul, zes, een, negen, acht, zeven. Ze drukt het steeltje weer naar het hoedje, opent haar ogen en steekt haar beide handen uit: ‘Snel, we hebben maar 60 seconden.’
De jongens kijken naar haar uitgestoken handen. ‘Waarom die datum? vraagt Sep. En waarom heeft ze geen telefoon ofzo met notities, maar zo’n ouderwets notitieblokje, denkt hij.
‘Dat leg ik later wel uit.’ Ze wappert met haar handen. Schiet eens op, probeert ze daarmee te zeggen.
Joep loopt op haar af en pakt haar linkerhand vast. Normaal geeft hij meisjes natuurlijk geen hand, maar hij heeft een vermoeden dat dit nodig is om verder te komen. Hij voelt de botjes in haar dunne, witte hand.
‘Joepie! Sep! De stem van mama schalt de trap op en de kamer in.
‘Jongens, ik ben terug. Komen jullie thee drinken?’ De voetstappen van mama klinken in de woonkamer. Dan horen ze de deur van de gang en klinkt haar stem vanuit de gang onder aan de trap. Verschrikt kijkt Sep naar Yrsa.

Artikel lezen
0 Reacties tonen
Blog image
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com
  • Fictie
  • voorlezen

Verrot Spannend

Hoofdstuk 2

‘Getver Sep,’ zegt Joep en gaat op het bed van zijn broer zitten. Sep kijkt even op van zijn Donald Duck. Joep wijst naar Ted de Beer en leest dan weer verder in zijn eigen boek. Joep leest veel. Soms spannende boeken en soms grappige boeken zoals moppenboeken. Op dit moment leest hij veel informatieve boeken. Hij vertelt dan ook de hele dag door leuke feitjes over het onderwerp waar hij op dat moment over leest. Vorige week las hij alles over ‘De Vos’ en daarvoor over ‘Mummies.’ Toen werd mama een keer heel misselijk tijdens het avondeten. Joep ging aan tafel uitgebreid uitleggen hoe ze hersens en organen uit mummies halen. Ook Sep moest toen een beetje kokhalzen. Sindsdien lust hij ook niet meer zo graag rode pastasaus. Dat aten ze die avond. Vandaag staat er op de voorkant van het boek: ‘Paddenstoelen’. Wat een opluchting. ‘Heb je op hem gekakt ofzo?’ zegt Joep lachend en slaat tegen de Donald Duck van Sep. Pap heeft strenge schermtijd ingesteld in huis, dus nu wachten ze tot ze mogen gamen. Ze doden hun tijd met hun leesvoer. Zo noemt papa dat: leesvoer. En ‘tijd doden’ is ook al zo’n gekke uitdrukking die papa altijd gebruikt. Echt, papa is soms zo ouderwets! Sep kijkt naar de beer. De voorkant is gewoon zijn vertrouwde berenkleur. Beige, zou mama zeggen. Lichtbruin dus. Sep ziet er niets geks aan. Wanneer hij beter kijkt, ziet Sep dat de berenvacht aan de zijkanten, de bovenkant van zijn kop, en onder zijn billen donkergrijs is. ‘Shit,’ roept Sep, hij pakt de beer bij zijn snuit. Daar is hij het schoonst. Sep weet dat het natuurlijk geen poep is wat op Ted zit. Hij heeft al een soort vermoeden. Zonder na te denken met zijn hersenen, voelt hij al aan wat dit gore spul op zijn beer kan zijn. Voorzichtig trekt hij hem wat van de muur af naar voren. Hij schrikt toch als hij de achterkant van Ted ziet. Zwart, grijs, poederig wit en slijmerige draden met een groene glans lopen achter over de beer zijn rug. Terwijl hij vol walging naar de besmeurde beer kijkt, tikt Joep hem driftig achter elkaar op zijn rug. ‘Seppie…,’ zegt Joep met een hoog stemmetje. Sep haat het als Joep hem zo noemt. Híj is toch de oudste, niet die kleine wijsneus. Maar nog voordat hij kan gaan mopperen, valt zijn mond open van schrik en verbazing. De muur waar de beer tegen stond is een grote brei van grijze, zwarte en glimmende draden. Het lijkt of de schimmel dwars door de muur heen heeft gevreten. Joep en Sep doen een stapje dichterbij. Achter de draden lijkt het grijs te bewegen. Het lijkt te krioelen als duizenden mieren of andere enge insecten. Het draait en kronkelt en soms lijkt het grijs even een groene glans te krijgen. Joep steekt zijn hand uit, maar Sep houdt hem tegen. ‘Nee doe niet, gek!’ zegt Sep geschrokken. ‘Ik ga mama halen,’ zegt hij dan en hij loopt al naar de deur. ‘Ja dag, wacht op mij…’ Joep rent achter hem aan. Hij durft zonder schimmelweb al niet eens alleen boven te blijven, laat staan mét. ‘Mam?’ Sep kijkt de woonkamer rond. De woonkamer is schoon, opgeruimd en mama is er niet. In de keuken staat de ezel met een nieuw, afschuwelijk schilderij tussen alle tubes verf en kwasten. Maar mama is hier ook niet. ‘Mam!’ roept Joep nu. De lichten in de badkamer zijn uit. Ook daar is dus niemand. ‘Seppie, mama is weg!’ zegt Joep verschrikt. Hij knippert heel snel met zijn ogen. Alsof hij tranen tegenhoudt. Dat doet hij altijd als hij eigenlijk wil gaan huilen. Sep houdt een briefje met mama’s handschrift erop omhoog. ‘Ze is even boodschappen aan het doen.’ Hij laat het aan Joep lezen. ‘En nu?’ vraagt Joep en hij kijkt even snel naar z’n kruis. Nee gelukkig nog niet in z’n broek geplast. Snel gaat hij het toilet in, ook al durft hij eigenlijk niet alleen. Hij wil altijd dat papa of mama met hem meegaat. Op school gaat hij bijna nooit plassen. Alleen wanneer hij echt bijna knapt. ‘Wacht je op me?’ vraagt hij aan zijn grote broer.‘In de wc? vraagt Sep geschrokken. Maar Joep schudt zijn hoofd. Nee, hij gaat natuurlijk niet in z’n blote kont bij zijn broer staan. Ook al vertelt mama altijd dat hij dat vroeger wel deed. Daar voelt hij zich te groot voor. ‘Voor de deur?’ vraagt Joep en trekt de toiletdeur al een beetje dicht. Sep knikt. Hij blijft in het halletje voor de wc deur staan en kijkt naar zijn telefoonscherm. Hij probeert op te zoeken of meer mensen wel eens zo’n verschrikkelijke schimmelplek hebben gehad, maar hij krijgt vooral vieze lichaamsdelen met schurftplekken in beeld. Bleh! Dit bedoelen zijn ouders zeker wanneer ze hem waarschuwen om niet zomaar alles te googelen. Snel klikt hij het weg. ‘Schiet op, dan gaan we er foto’s van maken,’ zegt Sep en loopt ondertussen al naar de woonkamer. Hij hoort Joep de wc doortrekken en achter hem aan rennen. ‘Ga jij maar eerst,’ zegt Joep en hij duwt Sep in de richting van de trap. Langzaam lopen ze achter elkaar aan naar boven. ‘Joep, kijk eens,’ fluistert Sep en hij trekt Joep naast zich op de trede. Alleen hun hoofden steken uit. Ze zijn op ooghoogte met de vloer van de overloop. Samen kijken ze naar iets dat op de drempel van Sep zijn slaapkamer zit en zijn pootjes likt. Vervolgens wrijft het zijn pootjes over zijn kopje en oren. ‘Tis dat?’ vraagt Joep met open mond. Onbeweeglijk blijven ze staren. Op de drempel zit een wezentje van twintig centimeter klein. Het heeft een pluizige, langharige vacht. Eerst lijkt de vacht donkerbruin, maar eventjes beweegt het wezentje en de haren schudden uiteen. De haren moeten superdun zijn, zoals ze bewogen. Vederlicht. De onderlaag van de vacht heeft alle kleuren van de regenboog. Zodra het wezentje weer stil zit, zijn de betoverende kleuren verdwenen. Het diertje heeft een rond hoofdje met een spits snuitje, wat niet bij elkaar lijkt te passen. Zijn oogjes zijn rond, glanzend zwart en groot.‘Dat lijkt wel baby yoda gemixt met een regenboog-eenhoorn,’ zegt Sep en hij kijkt naar de kleine ronde oortjes van het diertje die schichtig heen en weer gaan. Hij heeft de jongens gehoord. Hij draait zich om en trippelt de kamer van Sep in. Ze horen hem kleine, knarsende geluidjes maken. Als een storende ouderwetse radio van vroeger. Zo eentje met draaiknoppen, die opa en oma vroeger hadden. Joep springt de laatste treden omhoog en rent hem achterna. Straks verdwijnt hij onder het bed of springt het uit het raam en zien ze het niet meer terug. Al snel volgt er een ijselijke gil. Joep kan heel hard gillen. Echt heel hard. Niet normaal hard. Mama wordt altijd super boos als hij dat doet en papa doet zijn vingers in zijn oren. Joep gilt niet alleen als hij zich stoot of schrikt, maar ook soms als hij boos is. Sep vindt het ook altijd irritant. Het doet zeer aan je oren. Als papa en mama het niet zien, geeft hij Joep dan soms een klap. Waardoor hij nog harder gaat gillen. Dus daar heeft hij vrijwel meteen spijt van als hij dat doet. Alleen deze keer klinkt er echte angst in zijn gil en binnen 1 seconde staat Sep ook, in zijn slaapkamer. Hij is klaar om zijn broertje van het schimmelmonster, of wat het ook is, te redden. Al klopt zijn hart wel tien keer zo hard in zijn borst en zou hij veel liever naar beneden zijn gerend. Op het bed van Sep, bovenop zijn Star Wars dekbedovertrek, zit een mager blond meisje. Ze heeft kort blond haar tot haar schouders en zwarte kleren aan. Of niet? De zon schijnt even tussen de wolken door de kamer binnen en de kleding van het meisje lijkt eerst donkergroen en dan lichtgroen. Zodra de zon weer verdwijnt, is alles weer zwart. Zelfs haar schoenen. En sokken. Om haar nek hangt een zilverkleurig kettinkje met iets roods eraan. Een lieveheersbeestje, denkt Sep, of een paddenstoel. Het meisje in ongeveer even groot als Sep, maar dat zegt niet zo veel. Sep is zelf nogal klein voor zijn leeftijd. Ze kan dus acht zijn of dertien. ‘Je mag niet met je schoenen op zijn bed,’ verbreekt Joep de stilte. Hij kijkt Sep aan en haalt even zijn schouders op. Alsof hij wil zeggen: ja, zeg jij dan lekker zelf iets als eerste. Het meisje steekt haar benen gehoorzaam over de rand van het bed. ‘Zo goed?’ vraagt ze. Haar stem klinkt zacht en helder. Ze klinkt alsof je geen grapjes met haar moet uithalen. Zo kijkt ze ook; haar ogen staan niet boos maar zeker ook niet blij. Joep knikt. Achter de rug van het meisje steekt af en toe het kleine wezentje zijn kopje om de hoek. Zijn oogjes zijn glimmen pienter naar de jongens. Onder de schoenen van het meisje zien ze zwarte, grijze en witte plakkerige draden hangen. De jongens kijken naar de grond en zien voetstappen van het bed richting de schimmelplek op de muur. Of eigenlijk van de schimmelplek richting het bed. Ted de Beer ligt op zijn rug naar het plafond te staren. Hij kijkt boos, denkt Sep. Maar hij denkt er niet aan dat de beer met die gorigheid in zijn bed mag vanavond.‘Wie ben jij?’ vraagt Sep dan tenslotte en kijkt het meisje in haar grote grijze ogen aan. 

Artikel lezen
0 Reacties tonen
Blog image
  • Fictie
  • voorlezen
  • Kinderverhaal 8plus
  • Verrotspannendverhaal@wordpress.com

Verrot Spannend (Fictie voor kids)

Hoofdstuk 1

‘Mam!’ roept Sep vanaf de bank. Hij heeft de Xbox controller in zijn hand en zijn ogen op het scherm. ‘Ma-am!’ schreeuwt hij nu harder. Hij kijkt ondertussen vluchtig uit het raam of zijn vrienden er al aankomen. Er loopt een moeder met een groene kinderwagen voorbij. Waarschijnlijk is zij op weg naar de supermarkt. Het huis waar Sep in woont is vlak bij het winkelcentrum. Het is verder rustig op straat. Dat komt omdat het zomervakantie is en heel erg warm. Geen weer om buiten te spelen vindt Sep. Normaal gamet hij altijd op zijn kamer en niet in de woonkamer. Mama noemt het altijd spelen, in plaats van gamen. Als ze dat zegt waar zijn vrienden bij zijn, dan schaamt hij zich dood. ‘Gaan jullie lekker boven spelen?’ vraagt ze dan. Alsof ze daar met de barbies of de blokken gaan spelen. Vandaag heeft hij de Xbox naar beneden gesjouwd. Dat heeft een reden. Gisteravond toen hij naar bed ging, keek hij naar zijn witte muur en zag schimmel. Midden op de muur naast het raam zaten grijze klontjes schimmel. Hij probeerde de muur met een oude sok, die hij op de vloer vond, schoon te vegen. Daarna zag het er niet meer uit als klontjes schimmel, maar als een grote klont schimmel. Hij had zijn reuzegrote teddybeer ervoor gezet als oplossing. Hij wilde niet dat zijn vrienden die gore vlekken zouden zien. Maar vanmorgen herinnerde hij zich dat hij de beer altijd onder zijn bed verstopt als zijn vrienden komen spelen. Hij is tenslotte al twaalf. Beetje kinderachtig om met een teddy beer te knuffelen ’s nachts. Zijn andere knuffels passen onder zijn kussen. Gelukkig.  Na zo’n middag onder het bed zit Ted altijd onder de stofpluizen en lijkt hij bozer te kijken dan voor hij onder het bed werd geschoven. ‘Sorry, Ted,’ zegt Sep dan altijd voor de zekerheid. Je wil natuurlijk niet dat zo’n beer kwaad wordt terwijl je zelf weerloos ligt te slapen. Soms krijgt hij daar zelfs nachtmerries van. Hij droomt dan dat Teddy ‘s nachts tot leven komt, in zijn bed klimt en op zijn gezicht gaat liggen. Zwetend schrikt hij dan wakker. Na zo’n nachtmerrie laat hij Ted een aantal dagen op de beste plek in het bed slapen. En als hij echt heel bang was neemt hij hem mee naar beneden en zet hem overdag op de bank. Dan kijken ze samen YouTube video’s. Mama stoot dan altijd even met haar ellenboog tegen papa en wijst naar Sep en Teddy op de bank. ‘Schattig he?’ zegt ze dan tegen papa. Hij knikt dan naar mama en knipoogt naar Sep. Papa heeft hem verteld dat hij vroeger ook altijd nachtmerries had over zijn knuffels. Sep denkt dat papa begrijpt waarom Ted opeens een VIP behandeling krijgt.   ‘Mam!’ roept Sep nog een keer. Hij legt de controller op de bank, zucht en staat op.Sep loopt naar de keuken waar zijn moeder een schildersatelier lijkt te zijn begonnen. Er staat een schildersezel met een groot schilderdoek en overal liggen kwasten. Op de keukentafel staan potten met een stinkend goedje en borden met klonten verf. Zijn moeder staat gebogen over haar telefoon en kijkt een YouTube tutorial over bloemen schilderen. Sep hoopt dat het een goed filmpje is, want dat wat ze op het doek heeft proberen te schilderen ziet eruit als een tekening van Joep. En dan zo’n tekening die hij verplicht moet maken voor oma terwijl hij geen zin heeft. ‘Mam, Joep heeft in zijn broek gepiest volgens mij. Ik ruik plas,’ zegt Sep. Mam maakt een geluidje alsof ze hem gehoord heeft. Maar ze blijft doorkijken naar haar filmpje. Het is het geluid dat ouders altijd maken wanneer ze niet naar je luisteren: ‘hmmm.’ Het klinkt niet positief en niet negatief. Je kunt er alle kanten mee uit. Soms is dat handig want dan kun je gewoon snoep pakken, dan doe je of het een ja betekent. Maar als er iets belangrijks is, is het superirritant. Nou, mama zoekt het maar uit. Sep hoopt dat er een natte vlek op haar bank komt. Joep zit in de hoek van de bank waar mama altijd graag zit met een boek. Sep kijkt nog een keer ongerust naar het schilderij en loopt terug naar de woonkamer. Hij hoopt niet dat zijn vrienden straks de keuken binnen gaan. Ook hoopt hij dat mama het schilderij niet boven de bank hangt. Hij voelt een beetje zweet in zijn nek prikken als hij daaraan denkt. Vanaf de stoep kan iedereen het dan zien hangen. Misschien moet hij papa vragen om voor mama haar verjaardag een grote foto te laten maken. Voor boven de bank. Voor de zekerheid.Zijn broertje Joep zit stil in de hoek van de bank. Hij gaat druk met zijn vingers over het scherm van zijn tablet. Joep is al acht en zou allang niet meer in zijn broek moeten plassen. Alleen soms, als hij te geconcentreerd zit te spelen, dan vergeet hij naar de wc te gaan. Sep vindt het altijd maar raar; Joep is de slimste van de klas en kan beter lezen dan de kinderen uit groep acht. Én dan toch in je broek plassen… Er wordt op het raam geklopt. Twee jongens, een met kort blond haar en een met bruin krullend haar, staan voor het raam. Ze zwaaien naar Sep en lopen al richting de voordeur. ‘Joep,’ sist Sep boos. Joep kijkt op. ‘Mam wil dat je naar de keuken komt,’ liegt hij. Als Joep naar de keuken loopt ziet Sep hem verbaasd naar zijn natte kruis kijken. Snel trekt Joep de keukendeur achter zich dicht. Opgelucht opent Sep de voordeur voor zijn vrienden.
Met een flinke bons valt de achterdeur dicht. Mees de hond springt op uit de vensterbank waar hij lag te gluren naar de buurtkatten. Hij rent kwispelend door de kamer naar de achterdeur. Het is papa. Sep en Joep kijken heel even op van hun schermen en gamen meteen verder. ‘Hey jongens,’ zegt papa en geeft ze een kus op hun hoofd. ‘Hoe was het vandaag?’ De vraag die iedere vader altijd stelt. Zullen ze dat op oudercursus leren? ‘Joep, kom je me joinen?’ zegt Sep en stoot zijn broertje aan. Zijn vrienden zijn een half uur geleden naar huis gegaan, maar mama is vergeten te zeggen dat het tijd is om te stoppen met gamen. Opeens trekt papa met een harde ruk de twee tablets uit de handen van de broers. ‘Zo en nu is het afgelopen met dat gamen,’ zegt papa en legt de schermen bovenop de kast. ‘Ik vroeg hoe het vandaag was. Hebben jullie lekker buiten gespeeld?’ zegt hij en gaat naast Joep zitten. Met zijn hand voelt hij aan de bank. ‘Waarom is dit zo nat?’ mompelt hij. Hij kijkt de jongens aan maar krijgt enkel boze blikken terug. Ze waren net een nieuw potje begonnen, papa liet ze geeneens iets opslaan. Voordat papa nog meer echte vadervragen kan gaan stellen, roept mama dat het eten klaar is. Snel rennen de jongens naar de keuken.
 ’s Avonds in bed kijkt Sep naar Ted. Hij had papa nog willen vragen wanneer ze zijn muur kunnen schilderen. Maar hij was te boos op papa en daarna vergat hij het. Ted heeft vandaag niet onder het bed gelegen, dus Sep heeft genoeg ruimte in zijn bed. De beer kan lekker blijven staan waar hij staat. De kamer is schemerig, er komt weinig licht van de overloop binnen. Dat komt niet omdat de deur op een te kleine kier staat, maar omdat het licht op de overloop al een jaar stuk is. Mam heeft er een sliert kerstverlichting opgehangen. Dat is nu de gewone lamp. Ze zijn het al helemaal gewend. Hij heeft zijn gordijn op een kier gelaten. De maan schijnt door het raam zijn kamer in. Sep kijkt zijn kamer verder rond. Op zijn bureau staat een klein grijs knuffeltje in de streep maanlicht. Het lijkt een soort Pokémon. Sep herkent hem niet, maar dat verbaast hem niet. Joep loopt altijd met knuffels te slepen door het hele huis. Sep is moe, hij draait zich om. Hij ligt nu met zijn gezicht naar de muur en zijn rug naar het raam. Achter zijn rug beweegt Ted de Beer bijna onzichtbaar heen en weer. Heel zachtjes. Onder zijn grote, harige berenoksels zit een grijs goedje. Even licht het groen op. Sep valt in slaap. Hij droomt over Pokémon knuffels, groter dan de reuze teddybeer, die schilderijen maken met daarop een soort paddenstoelen. Het lijkt op iets dat zijn moeder zou maken. Of Joep.

Artikel lezen
0 Reacties tonen

Hi! Praat je ook mee met postauthor?

Sharing is caring! Deel ook jouw ervaring of mening over dit onderwerp.

Pssst... Ben je er nog?

Er staan nog meer inspirerende verhalen op je te wachten! Maak nu gratis een account aan of log in om verder te gaan.

Nooit meer iets missen van Mamaplaats?

Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief!

Heb je ook een verhaal of tips om te delen?

Start dan nu je eerste post! Een story, forumtopic of poll plaatsen kan ook.