
In het kabouterbos
'Kijk, Loran, zie je daar dat holletje? Met het spinnenweb ervoor? Daar woont een kaboutertje.'
Je bent gefascineerd door mijn mysterieuze toon maar begrijpt het nog niet helemaal. Dus luister je, je wang tegen die van mij, terwijl we samen hurken aan de rand van het pad. Het is net droog en helemaal niet koud, en de dennengeur is haast overweldigend, maar zo heerlijk.
'Een klein kaboutertje,' ga ik verder, 'met een rode puntmuts op. Nu is het nog licht, dus hij slaapt nog. Hij wordt wakker als het donker is en dan gaat hij helpen in het bos. De paden vegen, nootjes verzamelen voor de eekhoorns, konijnen borstelen.'
'Ook stofzuigen?' vraag je.
'Misschien wel.'
Je kijkt om je heen in het herfstige bos en knikt resoluut. 'En opruimen!'
In je warme handje draag je al een eind een eikeltje met een hoedje. Die vind je het mooist. Nu open je je hand en kijkt me vragend aan.
'Cadeau voor 'boutertje?'
Héél voorzichtig leggen we het eikeltje voor de deur van het kabouterhuisje. Tevreden loop je door.
Even verderop pak je papa's hand en wijst op nog een holletje: 'Zachtjes praten, papa, daar woont een kaboutertje. Hij slaapt nog.'