Snap
  • Kind
  • opvoeding
  • peuter
  • ouderschap
  • Keuzevrijheid
  • autonomie

Hoe je keuzevrijheid creëert bij jonge kinderen

De gevreesde peuterpuberteit, waarbij jouw peuter al een woedeaanval krijgt als hij zijn jas aan moet wanneer jullie naar buiten gaan. We worden er allemaal voor gewaarschuwd en toch zijn we allemaal overrompeld op het moment dat onze liefste baby’s evolueren in kleine duiveltjes. Trouwens… peuterpuberteit? Hier begon het al met 1,5 jaar hoor! En ik besloot me eraan toe te geven.

‘Wil je geen jas aan? Prima, voel maar dat het koud is. Wil je ook geen schoenen aan? Is goed, lieverd. Ik denk wel dat jouw sokken nat gaan worden.’ Bij beide verzoeken ben ik geen discussie aangegaan, maar heb ik toegegeven. Beide keren duurde het nog geen 5 minuten voordat ze ontdekte dat het toch wel erg koud was zonder jas en dat het toch wel erg nat was zonder schoenen. Ik geef haar de ruimte om haar eigen keuzes te maken, heel vaak. Ik geloof dat zij zelf moet ervaren waarom bepaalde dingen zijn zoals ze zijn. Deze ervaringen creëren een inzicht die ik met mijn goedbedoelde advies of urenlange discussies nooit voor elkaar zal krijgen.

Als volwassenen zijn we vaak geneigd om keuzes voor onze kinderen te maken, uit bescherming, ongeduld of omdat we nou eenmaal weten wat de beste keuze is. En dat terwijl kinderen juist al heel vroeg de behoefte hebben om zelf keuzes te maken. Je hebt daar een heel mooi woord voor, autonomie. Als een kind het gevoel krijgt dat hij geen controle heeft, zal hij met alles wat hij in zich heeft proberen zijn autonomie op te eisen. En terecht. Heb je als kind een fantastisch mooi idee, zegt jouw ouder NEE. Nee? Hoezo nee? Een kind gaat zich dan verzetten, niet tegen jou persoonlijk maar wel tegen jouw macht (hallo driftbui!). Dit verzet wordt bestempeld als “lastig gedrag” en komt niet alleen bij de peuterpuberteit voor. Ook tijdens de reguliere puberteit praten we al gauw over “lastige kinderen”. “Lastige kinderen” zijn dus eigenlijk kinderen die aangeven dat ze behoefte hebben aan keuzevrijheid en gehoord willen worden. Ze begrijpen niet waarom jij hun keuzevrijheid afpakt en dan kan je twee dingen doen. Het kind de keuze zelf laten maken of uitleggen waarom je niet akkoord gaat met zijn keuze. Door kinderen zoveel mogelijk zelf keuzes te laten maken bevorder je de zelfredzaamheid en zelfverzekerdheid. Ze leren vertrouwen te hebben in zichzelf. Maar er zijn ook situaties waarin jij als ouder moet optreden, bijvoorbeeld in geval van veiligheid:

Peuter wil geen autogordel om. Zij is zich niet bewust van de gevolgen en ik laat haar die keuze niet maken. Ik neem wel de tijd om haar uit te leggen waarom ze haar autogordel om moet en vraag haar om mij te helpen met het omdoen van haar gordel. Ik geef haar een verantwoordelijkheid, dat is één van de drie aspecten autonomie.

Drie aspecten autonomie

1. Lichamelijke integriteit

Lichamelijke integriteit betekent dat een persoon zelf beslist wat met zijn lichaam gebeurt, wie het aanraakt en welke handelingen worden uitgevoerd. Een kind moet bijvoorbeeld de ruimte krijgen om zelf te kiezen hoe hij iemand wil begroeten, in plaats van een verplichte knuffel of kus. Het is juist heel belangrijk dat een kind leert dat hij de baas is van zijn lichaam en grenzen mag aangeven. Mocht er lichamelijk iets nodig zijn in het belang van veiligheid of gezondheid, leg het kind dan uit wat er aan de hand is.

2. Psychologisch integriteit

Psychologisch integriteit betekent dat een persoon de ruimte krijgt om gevoelens te hebben en te uiten. Observeer en benoem de emotie die je ziet. Laat weten dat je voor het kind klaarstaat om te helpen, wanneer hij er klaar voor is. ‘Ik zie dat je verdrietig/boos/teleurgesteld bent omdat… en dat is oké. Kan ik jou helpen? Zullen we het samen doen?’

3. Verantwoordelijkheid

Verantwoordelijkheid aan een jong kind geven doe je door middel van kleine taken/opdrachten die voltooid moeten worden. Een kind zal voldoening halen uit het voltooien van die taak. Denk bijvoorbeeld aan helpen met het uitruimen van de vaatwasser. Het kind pakt de schone vaat uit de vaatwasser en geeft het aan de volwassene. De volwassene bergt het vervolgens op. Geef het kind de vrijheid om zelf te kiezen wat hij pakt, ookal is dit niet jouw gebruikelijke volgorde. Het uitruimen van de vaatwasser zal langer duren, maar het kind heeft een succeservaring en zal trots zijn op zichzelf.

Maar hoe creëer je nou die keuzevrijheid? En vanaf welke leeftijd kan je dit doen?

Doe wat een ouder het moeilijkst vindt, loslaten. Geef jouw kind keuzes. Keuzevrijheid kan je al vanaf een heel jonge leeftijd geven. Denk eens aan eten aanbieden op een monkey platter, zodat het kind zelf kan kiezen wat en in welke volgorde hij eet. Begin met het geven van kleine keuzes, zoals:

Wil je dit shirt of dat shirt aan?

Wil je schoenen of regenlaarzen aan?

Wil je vanavond sperziebonen of doperwtjes eten?

Iedereen wil controle, ook een kind. Wanneer je een kind de keuze geeft, geef je hem de kans zijn besluitvaardigheid te ontwikkelen. Naar mate het kind groeit, kan je het keuzeaanbod uitbreiden. Of misschien vraagt jouw kind zelf wel om meer keuzevrijheid. Luister naar jouw kind en kijk naar zijn handelen. Doe een stapje terug en houd jouw handen op jouw rug. Geef het kind de ruimte om “fouten” te maken. Zo leert hij wat het gevolg is van zijn keuze en zal hij de volgende keer waarschijnlijk een andere keuze maken.