Snap
  • Vriendschap
  • liefde
  • balans
  • Keuzes

Tweestrijd

Er komt van alles in mijn hoofd op. “Wat als dit het was?”

Met grote passen loopt Sjors richting Ronald. Ik voel dat dit mis gaat en huppel achter hem aan. Ik probeer hem te remmen. Hij loopt vastberaden door. “Sjors, praat met me” zeg ik en trek aan zijn arm. Hij kijkt me aan, maar loopt net zo snel weer verder. Hij staat abrupt stil, pal voor Ronald. “Naar buiten” zegt Sjors en kijkt Ronald fel aan. Het meisje naast Ronald kijkt verward naar Ronald. Ronald kijkt haar aan en zegt “Ik ben zo weer terug”. Ik zie het gebeuren en ik laat het ook gebeuren. Het is net een film. Ik kijk ernaar maar kan niks doen. Ronald loopt voorop terwijl Sjors achter hem aan beent. Ik moet iets doen. Ik heb in elk geval het gevoel dat ik iets moet doen. Ik wil naar de deur lopen maar zij staat ineens naast me. “Hi” zegt ze. Ik probeer me haar naam te herinneren. “Babette” zegt ze vervolgens. Alsof ze mijn gedachte lezen kan. Ik glimlach. Ik ben niet in de stemming om met haar te praten maar ze blijft naast me staan. “Uh ik ga even naar buiten, kijken of het goed gaat” zeg ik en begin te lopen. “Ik ga mee” zegt Babette. Nog voor ik iets kan zeggen passeert ze mij en leidt ons naar buiten. Daar staan ze. Ronald en Sjors, rechts voor de ingang. “Blijf met je poten van mijn meisje af” hoor ik Sjors woedend zeggen. Ronald probeert hem te bedaren. Ik zie dat hij rustig blijft, maar ik zie ook dat Sjors daar alleen maar bozer door wordt. “Ik had haar niet willen kussen. Het gebeurde ineens”. Shit. Ik zal wel door de grond willen zakken. Babette kijkt me aan. Verward en verdrietig. Ik zie verbazing in Sjors zijn ogen terwijl hij naar mij kijkt. Ik besluit erheen te lopen voordat dit echt gaat escaleren. “Waar heb je het over? Waar heeft hij het over” zegt Sjors zodra hij mij ziet naderen. Ik probeer uit te leggen dat het niet zo was bedoeld. “Ronald gaf mij een zoen. Ik had moeten reageren door hem weg te duwen, maar dat heb ik niet gedaan” Ik kijk hem schuldbewust aan. “Waarom heb je dat niet gedaan?” Sjors kijkt mij aan. Ik zie de pijn in zijn ogen. “Ik, ik, Ik weet het niet. Ik was overdonderd denk ik”. Ik durf hem bijna niet aan te kijken. Ik bedenk me dat Sjors boos was op Ronald toen hij hem naar buiten sommeerde, maar nu lijkt het alsof hij niks wist van de kus. “Waarom loop je boos op Ronald af als je niet wist dat hij mij gekust had”? “En jij hem blijkbaar” reageert Sjors nors. “Ik hoorde net van Peter. Hij was vandaag op het plein en zag jullie". Ik weet even niet wat ik moet zeggen. “Maar wat zag hij dan?” vraag ik. “Hij zag ons samen Lies” zegt Ro. Ik kijk hem niet begrijpend aan. Babette is inmiddels naast mij gaan staan en staat er verloren bij. “We waren een drankje aan het drinken, dat is toch niet zo erg?” “Nee", zegt Sjors boos. “Dat niet, maar wel wat erna kwam. Dat hij hier”, hij wijst naar Ronald, “tegen je aan aan het rijden was”. “Zo is het niet gegaan!” Ik wil mezelf verdedigen. Ik wil zeggen dat hij het fout heeft. “Ik hou gewoon van Lisa. Ze is mijn maatje en ja er zijn gevoelens, maar die zal ik onderdrukken” zegt Ronald plots. Ik ben verrast door zijn eerlijkheid. “En dat is nu precies het probleem” zegt Sjors, terwijl hij mij aankijkt. "Hoe weet ik dat het bij jouw gevoelens blijft Ronald?” Sjors loopt weg met zijn handen in zijn zakken. Ik kijk naar Ronald en Babette en draai me vervolgens om. Ik ren naar Sjors en pak hem vast. Hij huilt. Ik weet even niet wat ik moet doen. Ik wil eerlijk blijven naar mezelf en naar Sjors. Ik hou van hem. Ik wil hem niet kwijt, maar ik wil de vriendschap van Ronald ook niet kwijt. Ik besef me nu dat beide niet naast elkaar kunnen bestaan en dat ik een keuze maken moet.

Sjors pakt mijn hand zonder iets te zeggen en veegt zijn tranen weg. We lopen naar de auto. Tijdens de rit zeggen we niks. Er komt van alles in mijn hoofd op. “Wat als dit het was?” “Wat als Sjors en ik klaar zijn?” “Heb ik juist gehandeld?” Had ik meer kunnen zeggen, had ik meer kunnen doen”?

Bij het uitstappen houdt Sjors de deur voor me open. We openen de voordeur van zijn ouwelijk huis en stappen geruisloos binnen. Ik zie een lichtje branden in de achterkamer. Ik neem plaats aan de bartafel in de keuken. De bartafel die zoveel herinneringen met zich meedraagt. “Schat” begint Sjors. "Hij zegt schat. Gelukkig. Ik ben nog zijn schat" Ik voel iets van spanning wegglijden. “Wat voel jij voor Ronald? Als jij mij nu aankijkt en kan zeggen dat wat er tussen jullie is puur vriendschappelijk is, dan geloof ik jou. Ik wil dit gedonder niet meer. Ik zou je nooit zeggen een vriendschap op te geven die zoveel voor je betekent. Ik wil alleen weten of er van jouw kant niet meer is”. Hij kijkt me aan terwijl hij op de bar leunt. Ik voel me betrapt. Ik weet niet waarom. Ik geloof dat het vriendschap is. De band die wij hebben heb ik met niemand, alleen met Ro. Maar is het dan echt alleen vriendschap? Ik sta met mijn mond vol tanden en weet dat ik iets zeggen moet.