Snap

Wende (fictie/vervolg in tien delen)

Men zegt, angst is een slechte raadgever. Moed wordt geprezen. Al eeuwen lang...

Men zegt, angst is een slechte raadgever. Moed wordt geprezen. Al eeuwen lang. Ook zegt men dat uitzonderingen de regel bevestigen. Maar wat als je de uitzondering bent? Misschien is een beetje bang zijn zo slecht nog niet...


Koek en ei

Rustig vaarwater

Ontspannen door je leven dobberen

Is het waar

en wanneer

Is het misschien: Misplaatst

1/10

‘Wr ter bloc’ krast mijn pen op het onberispelijke witte papier van mijn nieuwe notitieboek. Ik druk de pen uit en geef hem een gooi over mijn bureau dat eigenlijk mijn eettafel, salontafel en werkplek in één is. Hij komt tot stilstand tegen de dichtgeklapte laptop. Zal ik dan toch maar de moderne manier van schrijven proberen? Zal ik zonder het romantische pen en papier wél de juiste woorden kunnen vinden om mijn verhaal te verwoorden?

Ik negeer het aanlokkelijke idee over te stappen op een toetsenbord, ook al knippert het lichtje op de zijkant van de laptop uitdagen naar mij. Alsof hij guitig knipoogt en wil zeggen: ‘Pak mij maar, ik sta al klaar. Kom op, geef maar weer op.’

De tweede pen die ik uit mijn net gekochte – het prijskaartje hangt er nog aan, ik ben vergeten ook een schaar te kopen- etui vertoont hetzelfde mankement als zijn voorganger.

Met mijn nagel probeer ik nog even het kleine kogeltje aan de rol te krijgen. Tevergeefs.

Twee nul voor de voorzienigheid. Ik kap ermee voor nu.

Ik schuif het blok mij af, mezelf van de tafel en zie wat ik zie. Mijn eerste poging tot het schrijven van een Nederlands boek begint met een Engels woord. Top.

Het koffiezetapparaat achter mij op het smalle, overvolle aanrechtblad (vol door het ontbreken van kastjes, niet door mijn overvloedige keukeninventaris) laat een depressieve zucht horen, alsof hij mij wil waarschuwen hem niet weer de hele nacht aan te laten staan.

Ik schenk het laatste beetje te warm geworden koffie bij de halve beker koude. Dit kan zittend vanaf mijn bureau, ik hoef slecht een klein beetje te reiken.

Terwijl ik niet aan sigaretten probeer te denken gaat mijn blik naar de enige kast in deze ruimte; deze loft, zoals de makelaar het idyllisch omschreef om de exorbitant hoge huurprijs te kunnen rechtvaardigen. Daar achter in, op de middelste plank onder een stapel te kleine shirts -afdankertjes van mijn tante- ligt een gebutst en gedeukt pakje sigaretten met nog vijf verschrikkelijk slechte, smakelijke peuken erin.

Het is vast een ruimte met potentie – ook weer de woorden van mevrouw de makelaar- maar ze vertelde er niet bij tot wat. Als ik nu eens de ruimte die ik alweer bijna een jaar tot mijn huis mag rekenen in mijn opneem denk ik dat ze bedoelde dat hij potentie had om zich te kunnen ontwikkelen tot depressieve vrijgezellenwoning. Ik weet het wel zeker. Een wit, goedkoop plastic keukenblad met twee kastjes eronder moet doorgaan voor volwaardige keuken. Ik hoor de vraag van iedere bezoeker( twee tot nu toe naast mijn moeder mijn moeder en mijn tante te weten de bovenbuurman en mijn nieuwe collega Esther) resoneren in mijn gedachten: ‘ waar kook je dan op?’ Waarna ik het linker kastje opentrek en een elektrisch kooktoestelletje tentoonstel. Stekker netjes in de knoop. Eronder een extreem klein eveneens elektrisch oventje. Als je goed puzzelt passen er wel drie Kaiser broodjes tegelijk in. Een diepvriespizza moet in tweeën gebroken en beurtelings de warmte in geschoven maar die koop ik zelden. Het tafelmodel koelkastje heeft geen vriesvak. Het koelkastje is zo klein dat alleen van die hele kleine flesjes wijn erin kwijt kan. Je weet wel, van die flesjes waardoor je denkt dat je een verstandige drinker bent omdat er maar twee glazen uit kunnen. Dat je ondertussen aan het derde flesje bezig bent valt niet op zolang je de andere meteen uit het zicht zet. Soms moet je ook jezelf gewoon maar even in de maling nemen.

Ik neem een slok van de nu half lauwe koffie en onderdruk een kokhalsreflex. Nooit zo mijn ding geweest, koude koffie. Dat is een van de weinige onveranderde dingen in mijn leven. Ik slaak de welbekende diepe zucht terwijl mijn blik zich minder kritisch op mijn woonruimte richt. Ik moet het hier maar mee doen voorlopig. Het is in ieder geval allemaal nieuw spul. De weinige tweedehandsjes die er in staan komen bij mijn moeder vandaan. Het bed bijvoorbeeld. Het lijkt wel de dag van gister dat ik hem samen met mijn vader voor mijn pas opgeknapte meidenkamer uitkoos. Met rode wangen probeerde ik een tweepersoonsbed te bemachtigen maar ik zag al snel in zijn ogen waar hij aan moest denken. We kwamen tot een compromis; een kleine twijfelaar met lades eronder, makkelijk voor mijn schoolboeken. De leerzame lade. Nu ligt mijn verleden verdeeld over verschillende plastic tasjes in de twee compartimenten onder de lattenbodem en oude matras. Klaar om uitgezocht en geordend te worden, of verstoft en vergeten. Dit laatste lijkt mij het meest waarschijnlijk.

Doordat ik mijn gedachte van het oude pakje sigaretten – alleen voor noodgevallen, en noodgevallen alleen- wil houden sta ik op en loop de twee hele stappen naar het koelkastje. Als ik het klemmende, met kleine roestvlekken bespikkelde deurtje opentrek (hij heeft jaren in de vochtige schuur van mijn ouders gestaan) klingelen de kleine flesjes wijn en het ene eenzame biertje vrolijk tegen elkaar aan in de deur. Opeens valt het mij op, juist door het geluid, hoe vreselijk stil het hier is.

Als ik nou eens de televisie of de radio aanzet, wie weet lukt het schrijven mij dan wel, denk ik terwijl de wijn mijn grote glas vult. Is het eigenlijk niet te vroeg voor alcohol? Ik druk even op de knop van mijn mobiel om de tijd te checken. Half vijf op een zaterdagmiddag, ach moet kunnen. Als mijn moeder onverwacht met een pan goedbedoelde maar klonterige klamme macaroni op de stoep staat zal ze me niet betichten van ongecontroleerde alcoholisme. Misschien moet ik juíst alvast wat drinken, voor het geval dat.

Terwijl ik de eerste slok neem en de koele wijn de vieze smaak van de oude koffie laat innemen ga ik toch weer aan mijn eettafel/achter mijn bureau zitten. Met de tweede slok in mijn mond tik ik twijfelend met de opnieuw opgepakte pen op het blad.

Er zijn grenzen. Tijd om een beetje volwassen en onverschrokken te werk te gaan. Vroeg of laat zal ik in dit schrijfproces toch het papier moeten vervangen voor beeldscherm. Waarom niet meteen? De foto’s staan niet op deze laptop, hij is nog geen twee maanden oud. Ze liggen nog verder weg dan de sigaretten in de bijna kartonnen doe het zelf kast, zo’n ding waarbij altijd net iets te veel schroefjes overblijven om een gedegen indruk te geven. En ze liggen er niet eens echt, maar ik heb toch na de eerste nacht hier in huis de usb stick waar ze opstaan verplaatst van mijn bed lade naar achter in de vergetelheid van de dagelijkse rommel. Ik heb mezelf een halve dag moed in kunnen spreken en tegen kunnen houden totdat ik toegaf aan de lafheid en de als kleine roze tompouce vermomde usb stick weg wilde hebben. Weg tot in de redelijkheid weg. Niet weg weg.Kledingstukken, post, een schoendoos vol met kerstdecoratie, plastic bestek en kartonnen bordjes voor het geval dat staan als een chaotische buffer tussen mij en de beelden. De normale inhoud van iemands zolder teruggebracht tot een schamele kastplank moet mij doen vergeten, voor het grootste gedeelte van de tijd, wat er achter ligt en wat erop staat. Het moet mij geruststellen dat ik er niet per ongeluk opstuit.

Na nog twee grote slokken zet ik het nu half lege glas zoete witte wijn op redelijke afstand van de tafelrand en reik naar de laptop.

Als ik de laptop openklap ben ik het voor de zoveelste keer vergeten en voel een tinteling van koude prikjes over mijn gezicht verspreiden. Een voor één seconde onbekend gezicht staart mij aan vanaf de weerspiegeling in het donkere scherm. Een seconde is genoeg om mijn oksels warm te laten worden, vochtig, terwijl ik mezelf ondertussen herpak. Ik haal een hand door mijn korte, blonde -en vergeten dat ik het zo had- haar en druk op het vierkante muisvlak.