Snap
  • Nieuws
  • #waaromik
  • #negenmaandenbenauwd
  • #astma

Negen maanden benauwd. Deel 12

Einde deel 11:

“Hallo, hallo”, Jasper probeert contact te krijgen via zijn oortje, maar het lijkt niet te lukken. Als het niet lukt dan weet het ook niets, ik voel paniek, maar dan hoor ik Jasper weer overleggen. Gelukkig hij heeft weer bereik. Ik ga zitten op een stoel en er liggen wat magazines op het tafeltje. Doelloos blader ik erdoorheen. Dan ineens duwt Jasper zijn telefoon onder mijn neus. “Is dit hem?” Ik kijk naar een foto en…

Deel 12:

Ik krijg het gevoel dat mijn keel wordt dichtgeknepen. Steeds een beetje meer, alsof je diep onder water zwemt en lucht tekort komt. Je moet boven komen, want je stikt. Mijn lippen verstijven, mijn hart bonkt in mijn hoofd. “Sara, gaat het wel?” Ik hoor de vraag heel ver weg, aan het einde van een tunnel. Het brengt mij direct weer terug op aarde. “Ja”, stamel ik. “Ik moet even gaan zitten.” Direct komt er iemand een glaasje water brengen en Jasper probeert mij wat te kalmeren. Ook blijft hij maar de vraag stellen of de man op de foto Adam is. Ik kan even geen antwoord geven. Ik ben in shock. Wat doet hij hier, hoe komt hij hier, hoe weet hij dat ik hier ben? Ik raak in paniek, neem de nodige dosis puffers, want een aanval kan ik nu echt niet gebruiken. Ik hoor Jasper druk overleggen met iemand aan de andere kant van het oortje. Hij heeft het over politie en evacueren. Maar of dat nou nodig is? Ik vraag het mij af. Jasper knielt voor mij neer en pakt mijn schouders: ”Sara, als je mij niet vertelt wie deze man is kunnen wij je niet helpen.” Ik zie ook paniek in zijn ogen. Hierdoor ben ik er wel van overtuigd dat hij echt het beste met mij voor heeft. Ik moet mensen gaan vertrouwen, anders dan gaat het zeker mis. Jasper zal niet gestuurd zijn door Adam, ik zag echte paniek, als het niet zo is dan is het echt de beste acteur en dan zou hij daar zeker een prijs voor moeten krijgen.  

“Het is niet Adam, maar.” Ik kom verder niet uit mijn woorden. Mijn hersenen kunnen niet bevatten wat die man hier doet. En naar mij vraagt. Misschien is hij gestuurd door Adam? Met een slechte smoes of zo. Zo stom is hij toch ook weer niet? Hoe kunnen ze gedacht hebben dat dit Adam is, ik zie op deze foto toch echt een man van middelbare leeftijd en niet een jong broekie zoals Adam. “Het is mijn vader”, zeg ik emotieloos. Jasper vraagt meteen of ik hem wil zien en of ik naar hem toe wil. Ik probeer kort en beknopt uit te leggen hoe de situatie in elkaar steekt en ik eigenlijk geen idee heb of mijn vader wel te vertrouwen is en niet voor het karretje van Adam is gespannen. Jasper knikt en zucht meerdere malen tijdens het verhaal. Ook biedt hij zijn excuses aan, dat hij meteen vroeg ik of ik naar hem toe wilde. Ik begrijp zijn vraag wel, normaal gezien is dat natuurlijk ook zo. Ik hoop dat niet veel meer kinderen zo een gecompliceerde band hebben met hun ouders. Hij gaat overleggen met de baas, zo noemt hij hem zelf. Mijn hersenen draaien overuren, waarom? Hoe komt mijn vader hier? Misschien dat hij een melding heeft gehad van de zorgverzekering? Maar die mogen toch niet zeggen waar ik ben? Dat is toch in strijd met de wet op de privacy. Hij heeft misschien wel melding gehad van de zorgverzekeraar en is toen gaan bellen met Adam? Dat klinkt als een betrokken vader en we kunnen mijn vader vele namen geven, maar betrokken is er daar niet één van. Er wordt een plan gemaakt: een andere beveiliger gaat het gesprek aan met mijn vader. Ze gaan hem proberen uit te horen, in de tussentijd ga ik samen met Jasper naar de controlekamer waar ze de camerabeelden hebben en gaan we proberen te achterhalen hoe hij hier is gekomen. Misschien kunnen wij dan ook zijn doel achterhalen. Het klinkt namelijk nu te mooi om waar te zijn en vaak is het dan ook zo. Ergens snap ik niet waarom we niet meteen naar die controlekamer zijn gegaan, waarom gingen we naar het mortuarium? Misschien is het toch een list? Een stemmetje in mijn hoofd roept, nee schreeuwt één woord namelijk: VERTROUWEN. Ik ben nu niet in positie om vragen te stellen en daar is ook geen tijd voor.  

Ik voel de spanning in mijn lijf, ik voel mij net een rechercheur. We sluipen de trappen op, de controle- kamer is op de bovenste etage van het ziekenhuis en we waren net in de kelder. Ik ga voorop, Jasper loopt dicht achter mij. Ik probeer zo normaal mogelijk te doen, want misschien zijn er nog meer handlangers. Zo noemt Jasper ze. Ben ik nou in een slechte B-film beland? Ik weet het niet, spannend is het wel en ook een hele klim naar de bovenste etage. “Ik hoop dat ze een zuurstoftank hebben boven”, mompel ik. Jasper maakt zich meteen zorgen, het is zo een afknapper als je vervolgens aan iemand moet uitleggen dat het een grapje was. Ergens begrijp ik ook wel dat ik in mijn situatie met chronisch, ernstig astma dit soort grappen eigenlijk niet kunnen, maar een dag niet gelachen is een dag niet… juist. Jullie begrijpen het, ondanks mijn bizarre, nare situatie moet je toch zelf elke dag de slingers ophangen anders heb je nooit een leuk leven. De ene dag lukt dit natuurlijk beter dan de andere dag. Als ik in gezelschap ben, dan lukt dat altijd wel aardig. Misschien heb ik dan wel een masker op? Of de feestmuts, dat kan ook nog.

De momenten alleen zijn erg zwaar en onzeker. Het lijkt ook wel op het moment dat ik alleen ben er direct een terugspoelknop wordt gestart in mijn hersenen. Elke keer beleef ik al die nare momenten opnieuw, niet alleen als ik slaap in nachtmerries. Nee, mijn hersenen denken daar ook steeds aan gedurende de dag, hoe goed ik ook aan leuke dingen probeer te denken. Het gaat gewoon automatisch, is dat verwerking? Of is dit een psychisch probleem? Misschien moet ik het een keer met Linda bespreken. Vragen hoe zij erover denkt. Ik hoef mijzelf toch niet een leven lang te kwellen door elke keer die nare gedachten op te roepen. Het klinkt gek, maar ik geef mijn hersenen daar de schuld van, net alsof die geen deel van mij uitmaken. Ik denk dat hele tijd: dat ik wil dat het stopt, maar vervolgens gebeurt het niet. Maar beide gedachten komen uit mijn hersenen. Vreemd en bizar hoe dat werkt. Men roept altijd als je echt iets graag wil dan lukt het ook. Nou ik kan jullie zeggen: dit wil ik echt heel graag, het moet gewoon stoppen. Ik heb het al één keer meegemaakt dan hoef ik het daarna toch niet nog honderd keer mee te maken in mijn gedachten. Maar het stopt niet, het heeft misschien een reden. Een doel, welk doel daar moet ik nog achter komen.

Na een tijd komen we eindelijk op de zevende verdieping aan, ik heb niet het idee gehad dat ik iemand ben tegengekomen die mij zocht. Of überhaupt iemand die ik ken. Ik volg Jasper, waarom is het toch overal een doolhof, echt overal ben ik de weg kwijt. Ik kom in een imposante kamer, er zit en man achter schermen, er hangen wel acht verschillende schermen, op één scherm zie ik mijn vader. Hij zit in een soort wachtkamer te praten met een beveiliger. Het is alleen beeld, helaas kan ik niets van hun gesprek horen. Ik probeer te liplezen maar daar is het camerabeeld echt te slecht voor. Ik heb mijn vader heel lang niet gezien. Hij ziet er best goed uit, lijkt wel wat afgevallen en oogt een stuk gezonder. Zal hij zich dan toch oprecht zorgen maken? Ik wuif de gedachte meteen weg, dit zijn dingen die ik hoop. De realiteit heeft dat nog nooit uitgewezen. Hoop, hoop is prachtig, maar ook zo gevaarlijk en pijnlijk. Ik moet mijzelf beschermen voor hoop. Ik mag geen hoop meer hebben op een relatie met mijn ouders of broer. Zodra ik hoop krijg ben ik nog kwetsbaarder, dat mag en kan niet. Ik moet sterk zijn voor mijzelf en voor mijn kind. De muur moet op en hoog ook.  

“We gaan de camera beelden bekijken van het afgelopen uur, met auto’s die de garage zijn binnengekomen, wat voor auto heeft je vader?” Ik schrik van deze vraag. Ik weet het namelijk niet, het is al zo lang geleden dat ik bij hen thuis ben geweest. Misschien hebben ze allang een andere auto. “Een aantal jaar geleden hadden ze een zwarte Nissan, of ze die nog steeds hebben weet ik niet.” Ik had verwacht dat ze de camerabeelden misschien konden screenen op zwart en Nissan, maar helaas ik kijk veel te veel CSI. In de praktijk komt het er gewoon op neer, dat we een uur lang naar auto’s kijken die de garage in komen en ik moet kijken of ik bekenden zie. Als dit niks oplevert kunnen we nog naar de beelden kijken die het ticket apparaat maakt, dan heb je gezichten in beeld, maar dat duurt allemaal veel langer dus hopen we dat ik een auto herken. Ik zit al ruim een half uur te kijken als ik naar een zwarte Nissan zit te kijken. “Dit is hem, denk ik”, meteen worden de beelden van de ticketautomaat erbij gepakt en ja hoor. BINGO. Het is mijn vader. Direct schakelt de meneer van camera naar camera om zijn auto in de garage te vinden. Dit is een groot ziekenhuis, dus ook een grote parkeergarage en dus helaas ook niet op alle plekken camera’s.

De tweede beveiliger komt ook de controlekamer binnen. Hij stelt zich netjes voor, maar ik ben meteen vergeten hoe hij heet. “Wat doet hij hier?”, de beveiliger krijgt de kans niet eens om zijn verhaal rustig te vertellen. Als een hongerige hyena hang ik aan zijn lippen en bij elke adempauze die hij neemt, stel ik weer een nieuwe vraag. Het verhaal is dat hij via verschillende kanalen heeft vernomen dat ik niet meer bij Adam was. Wat die kanalen dan geweest zijn wist de beveiliger ook niet. Een cruciaal punt lijkt mij, maar het lijkt dat de beveiliger daar niet over heeft doorgevraagd bij mijn vader. Hij kan mij niet een bevredigend antwoord geven. Naar eigen zeggen is mijn vader toen op onderzoek uitgegaan en heeft hij alle ziekenhuizen in Nederland en België gebeld, net zolang tot hij mij zou vinden. Dit verhaal rammelt, het rammelt aan alle kanten, dit klinkt niet als mijn vader. Ook de beveiliger twijfelt aan het verhaal, omdat mijn vader ook elke keer het verhaal aanpaste. Heeft hij Adam gesproken? Mijn vader schijnt te hebben gezegd dat hij expres Adam niet heeft gebeld omdat ze bang waren dat hij mij misschien iets heeft aangedaan. Dit deel zou wel weer kunnen kloppen, ze hebben een hekel aan Adam, maar om nou alle ziekenhuizen te gaan afbellen? Dat gaat wel heel ver. Ze hebben tegen mijn vader gezegd dat ik hier wel geweest ben, maar inmiddels alweer een week weg ben. Hij nam genoegen met het antwoord en vertrok. Zou hij gestuurd zijn of niet? Ik volg mijn vader via een scherm, hij ziet er verloren uit. Ik heb met hem te doen. Hij heeft iets zieligs over zich. Er rolt een traan, ergens wil ik zo graag papa’s kleine meisje zijn, even lekker op zijn schoot kruipen en papa lost alles op, jaagt de enge spoken en draken weg en hij is mijn held. Wat een droom van een gedachte, helaas is dit verre van de realiteit.

Plotseling schrik ik mij wezenloos, ik kijk naar de auto van mijn vader. De schrik komt niet van de geparkeerde auto van mijn vader. Nee het komt door de bus die erachter staat, is dat de zwarte bus waar ik al eerder mee vervoerd ben? Zit er nou iemand in?

5 jaar geleden

Wederom spannend Kan niet wachten op het vervolg Mag van mij heel snel komen?

5 jaar geleden

Spannend weer! Ik kijk uit naar volgende week ?