SJ #9: huisvredebreuk
Ik heb een gast die ik niet heb uitgenodigd en ik ga op onderzoek uit. Met verontrustend resultaat..
“Blijf in de slaapkamer, laat het licht uit en houd je stil” gebied Christian. Hij trekt geruisloos zijn broek aan. “Wacht” zeg ik als hij zo zacht mogelijk de slaapkamerdeur opent. “Moet je geen pistool mee?” fluister ik. Hij schudt zijn hoofd. “Ligt in een kluis in het hotel.” Ik hoor beneden nog wat gerommel en ik kijk hem aan, ik sta op het punt om in huilen uit te barsten. Hij komt naar me toe en kust zacht mijn lippen. “Het komt goed, ik beloof het” fluistert hij. Ik hoor de bovenste traptrede kraken onder zijn gewicht en ik houd mijn adem in. Het gerommel beneden stopt direct. Er kraakt nog een traptrede en ik vervloek op slag het oude huis waar ik ooit zo geweldig verliefd op ben geworden. Ik ben bij de deur gaan staan en hoor nu duidelijk voetstappen beneden. Christian is halverwege de trap. Vanaf daar kraken de treden niet meer, bedenk ik me.
“Wat doe jij hier?” hoor ik iemand vragen. Ik kan de stem niet goed plaatsen, maar het klinkt erg bekend. Ik hoor dat Christian antwoord geeft maar wat hij zegt versta ik niet. Ik loop de overloop op, pak de trapleuning en zet een voet op de bovenste traptrede. “Kuttrap” vloek ik binnensmonds als de traptrede wéér kraakt. Het gepraat beneden houd ook meteen op. Ik hoor Christian “wegwezen!” roepen tegen iemand en daarna slaat er een deur dicht. Waarschijnlijk de deur naar de tuin, al kan het ook de deur naar de berging zijn. Ik hoop dat het de tuin is. Wie het ook is, hij moet mijn huis uit. Ik sta op, loop terug de slaapkamer in, knip een lampje aan en ga op de rand van het bed zitten. Christian verschijnt in de deuropening en kijkt me bedenkelijk aan. “Is er niets blijven hangen van mijn ‘blijf in de slaapkamer met het licht uit en het idee dat je je stil moet houden’ vraagt hij gepikeerd. “Ik doe het niet goed op commando’s” sneer ik. “Wie was dat? Waarom werd het geen ruzie? Waarom vroeg je wat hij kwam doen?”
Christian zucht diep. “Ik heb je verteld dat ik je nu niks kan zeggen. Je moet me vertrouwen”. Ik knik. “Dat blijf je zeggen ja, en om de één of andere reden blijven er dan dingen gebeuren die dat vertrouwen laten wankelen. Dus zeg het maar, ligt dat aan jou of aan mij?” Hij trekt zijn shirt aan en pakt zijn blouse van de grond. “Aan mij. Maar in het belang van het onderzoek…” ik onderbreek hem door mijn hand op te steken. “Niks belang van het onderzoek, want die persoon in mijn huis was hier niet voor mij en blijkbaar waren jullie verbaasd elkaar te zien, dus zeg op. Wat heb ik hier mee te maken?” Ik zie dat hij aarzelt maar hij trekt zijn blouse aan en begint hem dicht te knopen. “En ga je nu ook nog weg? Nu ik een insluiper heb?”
“Die komt echt niet meer terug en als dat wel zo is… we weten allebei dat jij meer dan je mannetje kunt staan” zegt Christian, terwijl hij zijn blouse in zijn pantalon stopt.
“Hoe weet je zo zeker dat hij niet meer terug komt?”
“Hij heeft waar hij voor kwam” zegt Christian. Hij kijkt me even onderzoekend aan.
“En jij hebt hem daar mee weg laten gaan?” Ik weet niet wat ik hoor. Hij knikt en kijkt even naar de grond.
“Wat was het?”
“Weet ik niet. Hij had een rugtas. Ik beloof je dat ik erachter kom en dat ik het weer terugkrijg.”
“Moet je me nu niet vragen of ik enig idee heb in wat voor spullen iemand interesse zou kunnen hebben? Spullen van mij?”
Christian schudt weer zijn hoofd.
“Omdat je het al wel weet?”
Nu zwijgt hij en ik ook. Waar ben ik in beland? “Ik wil dat je gaat” zeg ik.
Ik loop achter Christian aan naar beneden en smijt de deur achter hem dicht. Daarna ga ik in de woonkamer staan. “Goed” zeg ik tegen niemand in het bijzonder. “Wat mis ik?”
We hebben een hele grote lichte woonkamer. In een soort dode hoek hebben we onze bureaus neergezet, een werkhoek, maar dan beneden. Daar hadden we boven wel ruimte voor maar de woonkamer is zo’n mooie ruimte dat we liever helemaal niet boven wilden zitten. In ons vorige huis zaten Floris en ik altijd aan de eettafel en er bleef dan maar een kleine ruimte over om ook echt te eten. Dat wilden we nu helemaal anders doen, dus we hebben gewoon een hoek in de kamer gemaakt. Vanaf de eettafel kan je het niet zien en vanaf de bank is het niet storend. Ideaal.
Ik loop naar mijn bureau en tenzij ik het helemaal verkeerd heb, is er niks gewijzigd. Mijn laptop heb ik op het werk laten liggen dus vertrouwelijke bedrijfsdocumenten, voor zo ver ik die al heb, kunnen er niet afgehaald worden. Mijn financiën zijn op orde en hoewel mijn verleden niet smetteloos is, zou ik niet weten wat iemand nu, na al die tijd nog bij mij moet halen. “Bastiaan!” roep ik hardop. Christian had het over verdachte transacties. Goed, dus het heeft iets met mijn werk te maken, maar dan? Ik heb hier niks van mijn werk. Koortsachtig speur ik de titels van de boeken en mappen in mijn kast af. Ik heb hier niks. Wat mis ik?
Peinzend loop ik weer terug naar de woonkamer. Omdat ik loop te dagdromen stoot ik mijn teen gigantisch hard tegen de stoelpoot van Floris’ stoel. Ik slik een heleboel hele lelijke woorden in en schuif de stoel naar achter om mezelf er met veel gevoel voor drama in te storten. “FUCK” stoot ik nog wel uit. Ik leun met mijn ellebogen op Floris’ bureau en laat mijn hoofd erin rusten. Ik vecht tegen opkomende tranen en wacht tot het gevoel dat mijn teen doormidden is weer wat afneemt. Na een minuut of vijf heel stil te hebben gezeten heb ik het idee dat de felle pijn wat minder wordt en durf ik weer op te kijken. Floris heeft een extreem net bureau en ik kan er niet over uit hoe weinig spullen hij heeft. Met een vinger geef ik het Hawaiiaanse hulapoppetje een tik. Het meisje danst alsof haar leven er vanaf hangt en ik glimlach waterig. Hij neemt altijd van die belachelijke dingen mee van zijn zakenreis. Gelukkig staat hij op een heel schoon bureau, anders zou het ding in no time volstaan met crap. Ik sta op en wil weglopen, op dat moment komt het besef. Er klopt iets niet. Mijn nekharen gaan recht overeind staan en ik voel een prikkende sensatie, alsof er iemand naar me staart. Ik draai me om maar zie niemand. Ik ben alleen.
“Focus, focus, focus” spreek ik mezelf toe. Langzaam gaat mijn blik over de kamer. Wat klopt hier niet? Ik sta op en strompel een meter van het bureau af. Dan draai ik me weer om. Dat ik dat niet meteen heb gezien. In het midden van het bureau heeft Floris een lege sigarenkist staan, het is een flinke kist met een slotje erop, prachtig uitgekerfde figuren, alles erop en eraan. Hij zet er altijd zijn laptop op als hij aan het werk is, omdat die dan op een aangename hoogte staat. Maar waar die kist stond, staat nu helemaal niets. Het bureau is leger dan ooit. Zou dat… Ik kijk van dichtbij op het bureau en zie in de vorm van de kist een lijn waar het stof ophoudt. De kist is weg. Maar wat moet iemand nou met die kist? Zou iemand echt denken dat ik…
Floris.
Het besef raakt me als een mokerslag. Zou het niet om mij gaan maar om Floris? Nee, Floris is een chagrijn maar hij is ook lief en zachtaardig en zonder complicaties. Het is niet Floris.
Maar wat als?
Ik pak met trillende vingers mijn telefoon en stuur een berichtje naar Christian: Gaat het om Floris? Nog even en ik ga hysterisch lachen van de zenuwen. Natuurlijk niet. Doe niet zo dom. Je man heeft hier niks mee te maken.
Mijn telefoon trilt weer. Christian. Ik durf het bijna niet maar ik open het berichtje toch: misschien moeten we even praten. Ik kom wel weer terug.
Anoniem
Spannend!! Zit op het volgende deel te wachten