Snap
  • Mama
  • Relatie

SJ #7: vandaag voel ik me verloren

Bastiaan is dood, Floris chagrijnig en Jesse moet me iets vertellen wat me zwaar valt.

Het is een inktzwarte dag, letterlijk en figuurlijk. De regen komt met bakken uit de lucht, er is geen houden aan. In films zie je altijd dat mensen zwarte paraplu’s en zwarte jassen hebben bij een begrafenis. Dat ze buiten staan en natregenen. Vandaag, als we Bastiaan cremeren, kijken we af en toe met een vies gezicht naar buiten. Het hoort niet zo, schiet het door mijn hoofd. Het is de realiteit, fluistert een andere stem. Wanneer is de laatste keer dat je iemand verloor? Ik zeg bewust niet het woord dood, omdat verlies in alle vormen komt en je rouwt alsnog. Rouw, verdriet, verlies.. het draait allemaal om hetzelfde: liefde die je niet langer kunt geven. Het bouwt zich op. Het uit zich in de tranen die over je wangen stromen en de brok die in je keel zit. En laten we maar niet beginnen over het gapende gat waar ooit je hart een stevig ritme klopte maar waar het nu stil en zwart is. Net zo zwart als in de film. Vandaag voel ik me verloren.

Ik kende Bastiaan niet zo goed. Ik weet niet veel over zijn gezin en ik weet niets over wat hij in het weekend deed. We konden uren geanimeerd praten over ons werk maar als één van ons iets anders dan het bedrijf noemde, dan viel het stil. Robert, mijn baas, zit rechts van me. Links van me zit Lorraine, de receptioniste. Blijkbaar had hij een band met haar. Of misschien zit ze hier uit plichtsbesef en een half schuldgevoel, net als ik. Op de voorste rij zit Jesse. Hij draagt een zwart pak en een zwarte blouse. Zijn gezicht verraad weinig maar hij houdt de hand vast van een oude vrouw. Zou het dan toch zijn broer zijn geweest? Hij zei dat Bastiaan terug zou komen. Hij loog. Wat weet hij dat wij niet weten?

Zeven messteken waren er voor nodig om Bastiaan uit te schakelen. Dat vertelde de politie, vlak voor ze vroegen of ik me nog steeds Jeremiah de Ruijter niet kon herinneren. Ik zei dat het gezicht me vaag bekend voor kwam en of het een verdachte was. Nu niet, zeiden ze. Godzijdank. Elke dag sleep ik mijn ziel onder mijn arm mee naar huis. Floris en ik, we praten er niet over. Hij wil het er niet over hebben. Hij is bijna niet thuis, hij werkt alleen nog maar en als hij niet werkt sport hij. Hij is chagrijnig en gedraagt zich nerveus en ik ben gekwetst en eenzaam. Het is geen beste combinatie zo. Ik heb niets meer van Jesse gehoord sinds onze middag samen en Jesse heeft, truth be told, ook niets van mij gehoord. Als Floris op de avond van de crematie weer chagrijnig thuis komt zeg ik tegen hem dat ik nog even ga sporten. Voordat hij iets kan zeggen heb ik mijn tas van de grond gepakt en het huis verlaten.

Ik ga niet sporten. Natuurlijk ga ik niet sporten, ik moet hem zien. Als Jesse met zijn stropdas in zijn hand en zijn blouse losgeknoopt de deur open doet, ben ik even bang dat hij misschien niet alleen is. Heel even schiet jaloezie als een pijnscheut door mijn lichaam. “Wat was hij van je en wat heb jij er mee te maken?” vraag ik. Ik loop langs hem heen de kamer in. “Dat is wat je van me wilt weten nadat ik een week niets van je heb gehoord? Is dat een grap?” bijt hij me toe. “Nee Jesse, het is geen grap. Ik word ergens ingezogen en nu is mijn collega, die ik al jaren ken, ineens dood. En het begon allemaal toen jij weer terugkwam. Ik wil het nu weten en anders zie je me nooit meer terug.” Jesse zucht. “Bas en ik zijn opgegroeid in hetzelfde pleeggezin. Een tijdje terug kwam hij naar me toe. Hij had het gevoel dat er sprake was van een aantal verdachte transacties. Normaal gesproken zou ik zoiets niet aanpakken maar het bleek overeen te komen met iets waar ik me mee bezig houd op dit moment. Voordat hij goed en wel alle informatie had verzameld… verdween hij. Hij stuurde me een bericht en verzekerde me ervan dat hij in orde was maar dat hij bedreigd werd. Hij zou zich gedeisd houden tot hij alle informatie had”.

“Dus.. maar.. wat wilde je dan doen met die informatie?” vraag ik. Ik heb het gevoel dat ik iets mis. “Jesse Schipper is een alias wat ik 12 jaar geleden gebruikte om te infiltreren in groep waarmee jij destijds optrok”. Het wordt langzaam mistig in mijn hoofd en ik probeer, ondanks de mist, te plaatsen wat hij tegen me zegt. “Bedoel je dat jij..” zeg ik. Ik heb het gevoel dat mijn eten weer omhoog gaat komen. “Ik ben rechercheur. Ik heet geen Jeremiah de Ruijter, maar ik heet ook geen Jesse Schipper. Ik doe onderzoek en ik kan je helaas niet vertellen waarnaar.” Ik staar hem wanhopig aan. “Maar ik deed díngen. Ik dacht dat wij, samen.. was je niet getrouwd? Heb je wel kinderen? Ik vertrouwde jou!” Ik wil naar de deur lopen en struikel over mijn eigen tas doordat mijn tranen me verblinden.

“Ik heb kinderen. Maar ik was toen niet getrouwd en dat ben ik nu ook niet. De reden waarom ik uit je leven verdween is omdat ik het niet kon. Ik kon het onderzoek niet afmaken. Ik was van je gaan houden.” Ik sla hem met mijn vlakke hand hard in zijn gezicht. “Zeg dat niet” sis ik. “Als je van me hield dan was je nooit meer teruggekomen. En nu? Is dit een spel? Ik heb geen contact meer, met helemaal niemand van toen. Je kunt me niets maken”. Daar ben ik hier ook niet voor. En het is geen spel, ik kan niet bij je wegblijven. Geloof me, alsjeblieft?” Ik leg mijn hand op de deurklik en als ik hem open wil doen schiet me iets te binnen. “Waarom zei je een paar dagen geleden dat ik veilig bij je was? Ben ik niet veilig? Ben je daarom bij mij?” Hij schudt zijn hoofd. “Ik kan het je niet vertellen Saar. Let alsjeblieft op. Alles wat vreemd is, in je omgeving, al lijkt het nog zo nietszeggend. Vertel het mij. Ik zorg ervoor dat je niets kan gebeuren, jou niet en Lewis niet. Ik ben nog steeds dezelfde.” Ik slik en veeg mijn tranen weg. “Hoe heet je?” vraag ik. “Christian Leferink. Maar voor nu wil ik je vragen of je die naam niet wilt noemen. Ook niet bij de politie hier. Hier, nu ben ik Jeremiah.” Ik kijk hem even sceptisch aan. “Waarom noem je je naam als ik hem niet mag weten?”
“Omdat ik precies weet wie jij bent. En omdat ik je vertrouw.”
Ik moet hier weg. Ik moet nadenken. “Ik ga naar huis, succes met je zaak. Agent” zeg ik.

Buiten komt de regen naar beneden, nog harder dan tijdens de crematie. Ik ga staan en kijk omhoog, voel hoe de druppels op mijn gezicht vallen. Verlies is liefde die je niet langer kunt geven. Vandaag voel ik me verloren.