SJ #2: op het randje
Deel 2: Bastiaan doet moeilijk en Jesse maakt het me wel heel erg zwaar.
Ik kijk even peinzend naar het berichtje en leg dan mijn telefoon weg. Met mijn ogen open staar ik naar het plafond. Ik kan hem terugsturen dat hij normaal moet doen, dat is een goed idee. Nee, dat is geen goed idee. Het beste idee zou zijn om hem te negeren. Maar dat wil ik helemaal niet, ik kan toch gewoon vrienden met hem zijn? Als ik zijn rare berichtjes niet beantwoord, dan kan het best gezellig zijn. Jesse en ik hadden het altijd gezellig. Ja, dat doe ik. Ik pak mijn telefoon en stuur hem een berichtje: Het gaat prima, dankje. Alleen nog een beetje hoofdpijn, is morgen vast over. Was goed om je weer te zien! Als je weer eens bij ons bent, stuur gerust een berichtje om koffie te drinken. Tevreden leg ik mijn telefoon weg. Als ik me om wil draaien om te gaan slapen, knippert het lampje alweer. Morgen dus. Ik zoek jou wel op. XJ
Die nacht slaap ik erg onrustig. Ik worstel met het opgetogen gevoel om hem weer te zien en ik worstel met wat dat betekent. Ik kijk meerdere keren naar mijn man, die naast me in diepe slaap ligt, zich niet bewust van onze worstelingen. Soms heb ik het gevoel dat Floris en ik het niet gaan redden samen en soms heb ik het gevoel dat wij alles aan kunnen. En nu wissel ik berichtjes uit met een man waarvan ik weet wat hij van me wil, ook al doe ik nog zo naïef. Ik zucht en besluit dat ik er morgen nog een einde aan zal maken. Al was het alleen maar omdat het niet anders kan.
Als ik weer op het werk kom zie ik Bastiaan ook net aankomen. “Hey Bastiaan”, begin ik. “Heb jij tegenwoordig contact met een externe partij voor het optimaliseren van processen?” Verbeeld ik me nou of wordt hij even rood? “Ik eh.. nee, hoezo” zegt hij. Hij kijkt me argwanend aan en ik kijk minstens zo argwanend terug. Waarom doet Bastiaan hier zo vreemd over? “Je hoeft er niet zo vreemd over te doen, ik kwam Jesse Mertens gister tegen, hij vertelde het” zeg ik. Bastiaan knikt alleen. “Oh, Jesse, ja, hij adviseert over financiën, moeilijk verhaal, zal ik jou niet mee vervelen. Ik moet me haasten” zegt hij, en hij loopt snel door. Financiën? Jesse zei heel iets anders. Zou Robert niet weten dat Bastiaan een externe vraagt om te helpen? Ik kon het me niet voorstellen, want iemand moest het betalen. Ik weet niet wat ik ervan moet denken en ga, nadat ik koffie heb gehaald, aan het werk.
Tegen lunchtijd komt Jesse mijn kantoor binnen alsof hij al jaren op deze afdeling werkt. Hij draagt een perfect op maat gemaakt donkerblauw pak en een kraakhelder wit overhemd, zonder stropdas. “Lunch” zegt hij, en hij houdt een tasje omhoog van wat twaalf jaar geleden onze favoriete broodjeszaak was. Ik schenk hem een moeizaam glimlachje. “Jesse, luister, dit kan niet zo, ik kan geen vrienden met je zijn” zeg ik. “Dat was ik ook helemaal niet van plan, vrienden zijn” zegt hij. Hij kijkt me zo intens aan dat ik het gevoel heb dat hij dwars door me heen kijkt. Ik voel me warm worden en dan weer koud en de haartjes op mijn arm gaan recht overeind staan. “Ik weet niet wat jij je inbeeld”, zeg ik zo zelfverzekerd mogelijk, “maar dit gaat niet gebeuren”. Ik draai me weer naar mijn scherm. Hij pakt een stoel en komt veel te dicht naast me zitten. “Waarom niet?” vraagt hij. “Ik was 20, Jesse. Heel erg jong en heel onervaren en ik wist niet wat ik deed. Je zou me nu vooral maar heel vervelend vinden”.
Hij kijkt me even aan. “Zou je het nu anders doen?”
“Wat bedoel je?” vraag ik.
“Precies zoals ik het zeg. Je was onervaren. Wat zou je nu anders doen dan?”
Ik durf hem niet meer aan te kijken. “Ik zou niks met je zijn begonnen”
“Dat geloof ik niet”. Met zijn vingers raakt hij zacht mijn arm aan en het is alsof de lucht tussen ons elektrisch is geladen.
“Bastiaan zei dat hij van niets wist en zei daarna iets over financiën. Wil Robert niet dat je consultant bent?”
De blik van Jesse verandert van intens naar woest en hij staat met een ruk op. “Verdomme Bas” zegt hij. “Ik moet gaan. Ik zie je snel weer”. Even snel als hij is gekomen, verlaat hij de ruimte weer. Op tafel staan de broodjes en de bekers verse jus nog. Ik staar ernaar, alsof ik verwacht dat ze elk moment tot leven kunnen komen. Wanneer mijn telefoon een indringend gepiep laat horen als teken dat er een berichtje is, schrik ik me helemaal een ongeluk. Een fractie van een seconde hoop ik dat het Jesse is, maar het is Floris: Hey lieverd, hoe is je dag? stuurt hij. “Vooral heel saai. En jouw dag?” een leugen. De eerste en de laatste, neem ik mezelf voor.