Snap
  • Mama
  • #waaromik
  • #negenmaandenbenauwd
  • #astma

Negen maanden benauwd. Deel 13

Einde deel 12:

Plotseling schrik ik mij wezenloos, ik kijk naar de auto van mijn vader. De schrik komt niet van de geparkeerde auto van mijn vader. Nee het komt door de bus die erachter staat, is dat de zwarte bus waar ik al eerder mee vervoerd ben? Zit er nou iemand in?

Deel 13:

Ik begin te hijgen en te zuchten. Het is net of ik een orgasme sta te faken, alleen doe ik het nu niet zelf. Mijn lichaam doet dit. Is dit nou hyperventilatie? De mannen dirigeren mij naar een stoel. Ze overleggen druk met elkaar en komen snel tot de conclusie dat ik aan het hyperventileren ben. De lunch van Jasper wordt uit zijn boterhamzakje gehaald en ik krijg het zakje in mijn handen. “Hier, daar moet je in blazen.” Nou ik ga al over mijn nek van de lucht die er uit het zakje komt. Wat is het? Iets van ei of zo? Tussen het kokhalzen door blaas ik braaf in het zakje. Ik kom weer op adem en zodra ik ook maar iets kan zeggen schreeuw ik: “IK KEN DIE BUS!” De hyperventilatie komt meteen weer op en ik besluit voor nu maar even niks te zeggen en pas weer te praten als ik uit deze aanval ben. Voor mijn gevoel verstrijken er uren, ik denk dat het minuten zijn geweest, voordat ik eindelijk weer op adem ben. Ik leg de heren het verhaal van de bus uit en ze proberen in te zoomen op de bus, maar het beeld wordt er alleen maar slechter op. De camera in de ticket automaat gaat ons helaas ook geen duidelijkheid geven. De camera is ingesteld op personenauto’s en aangezien dit een bus is, zullen we alleen een arm zien die een kaartje pakt. Eén van de beveiligers besluit naar de parkeergarage te gaan en een foto te maken met zijn telefoon. Zodra hij weg is, zien we mijn vader naar zijn auto lopen. Hij lijkt wat te gebaren naar de bus, maar hij loopt er niet naartoe. Beelden we ons dit in? Hij stapt in zijn auto en rijdt weg, de bus blijft staan. Inmiddels zien we ook de beveiliger op de camerabeelden. Ik zie hem een aantal foto’s maken. Ook de bus komt in beweging, maar het is niet te zien wie er achter het stuur zit. Ze hebben wel het kenteken, maar ik heb werkelijk geen idee wat het kenteken van de bus was. Jasper probeert wat herinneringen boven te halen van het kenteken: “was het iets met SP-0?” Maar tevergeefs. Ik heb veel nare herinneringen aan die bus, maar het kenteken is daar helaas niet één van. Ik heb überhaupt niks met cijfers, ja met cijfer twee als geluksgetal. Maar verder? Ik kan mijn eigen telefoonnummer niet eens onthouden. Het mag een wonder heten dat ik mijn eigen geboortedatum weet.

De andere beveiliger stapt binnen. “Ik heb een foto gemaakt en hij staat er heel duidelijk op”, hij duwt de telefoon onder mijn ogen. Meteen doe ik mijn ogen dicht. Ik durf niet te kijken. Ik wil niet kijken. Ik wil het niet weten, het gevaar is voor nu geweken. Ik wil weg.”Bel de politie, laat die foto maar aan hen zien. Ze weten hoe hij eruit ziet.” Ze proberen mij te overtuigen om te kijken, maar ik durf het niet. Ik kan het gewoon niet. Ik wil niet meer zo bang zijn, dan kan ik maar beter niets weten, dan zeker weten dat hij het was. De politie komt mij halen, op het bureau wordt mijn verklaring afgenomen. Ook teken ik de aangifte en het blijkt dat het inderdaad Adam in de bus was. Ik heb de foto niet zelf gezien, maar door materiaal uit het dossier weten ze voldoende. Dat mijn vader mij dit heeft aangedaan, hij heeft gewoon mijn leven op het spel gezet. Hoe heeft hij dat kunnen doen? Misschien wist hij het wel niet, of wordt hij ook afgeperst? Maar met wat dan? Adam vindt over iedereen wel vuile was, die niet op straat mag belanden. Misschien heeft hij ook wel iets op mijn vader. Ik weet niet of ik het mijn vader ooit kan vergeven, of dat ik het hem wel wil vergeven. Dit is een goede reden om hem volledig uit mijn leven te zetten. Niet dat hij nu onderdeel van mijn leven uitmaakt, maar de deur stond voor mijn gevoel nog altijd op een kier. Nou nu niet meer hoor, hij zit dicht, met zes hangsloten eraan. Er wordt onderzocht of het veilig genoeg is om terug te keren naar het blijf-van-mijn-lijf huis. Aangezien ik niet alleen mijzelf in gevaar breng maar ook anderen. Er wordt besloten dat ik voor een week ondergedoken moet zitten in een safe-house en als het dan weer ‘rustig’ is, ik mag terugkeren naar het huis. Ook hopen ze dan het arrestatiebevel rond te hebben en hem daadwerkelijk te hebben opgepakt. Ik wist niet eens dat het echt bestond een safe-house. Het blijkt wel weer dat er toch ook dingen in films gebeuren die dus wel waar zijn. Ik ben benieuwd hoe het safe-house eruit ziet. Ik denk meteen aan een verborgen woning in de bossen. Bewaakt door militairen met machinegeweren. Wat de militairen ermee te maken hebben weet ik ook niet, maar dit beeld heb ik voor mij. Ik word in een burger-auto vervoerd met geblindeerde ramen. Na een rit van een half uur komen we aan bij het safe-house. Het is een portiekwoning midden in de stad. “Niemand weet hier wie zijn buren zijn en het interesseert ook niemand. In een dorp blijft een safe-house nooit safe. Het hele dorp weet die dingen binnen no-time”, zegt de agent. In de auto leggen ze mij uit dat ik hier niet alleen ben, zodra ik de woning binnentreed mag ik de komende week niet meer naar buiten. Een aantal beveiligers zullen continu in de woning aanwezig zijn en zullen zich steeds om mij bekommeren. Dit is wel een keiharde reality-check, een afgelegen villa bewaakt door militairen. Bij de gedachte eraan begin in te lachen. De agenten kijken mij niet begrijpend aan. “Sorry, binnenpretje”, zeg ik.

Als ik de woning binnenstap is deze gelukkig wel gewoon normaal ingericht. En heb ik mijn eigen slaapkamer, de bewakers hebben er ook één en daar staat een stapelbed in. Ergens dacht ik van tevoren dat ik hier met meerdere mensen zou zitten. Dat zit ik ook, maar ik bedoel meerdere mensen die gevaar lopen, in dezelfde situatie als ik. Maar hoe minder mensen natuurlijk weten dat ik hier zit, hoe veiliger dat is. Bizar en raar, ik zit in een safe-house omdat ik op de vlucht ben voor mijn ex. Als mijn ex nou Willem Holleeder zou heten zou ik het nog begrijpen, maar nee hoor het is gewoon Adam van der Broek. Geen levensgevaarlijke crimineel, een veel-plegertje, zo noemen ze hem. Hij had dus duidelijk wel meer op zijn kerfstok dan dat ik wist. Er waren natuurlijk ook tijden, dat hij rustig een maand niet thuis was. Heerlijk vond ik dat, eindelijk rust, maar wat dacht ik dan? Dat hij op vakantie was? Geloofde ik echt die verhalen? Blijkbaar wel, want ik had er nooit bij stil gestaan dat hij misschien wel in de gevangenis zou zitten. Als ze hem deze keer oppakken verwacht ik ook niet dat hij lang zal zitten, waar ik hem van beschuldig daar is weinig bewijs van, het is zijn woord tegen het mijne. Nu speelt zijn strafblad niet in zijn voordeel, maar lang zullen ze hem niet opsluiten. Het is gelukkig wel duidelijk bij de politie dat, als hij mij vindt, ze mij dan in het mortuarium kunnen komen ophalen.

De dagen verstrijken, de beveiligers houden mij goed op de hoogte van de vorderingen en ik weet dat het arrestatiebevel rond is. Ze posten al dagen bij zijn woning, maar daar is hij al een hele tijd niet gezien. Blijkt uit buurtonderzoek, zal hij nog steeds op zoek zijn naar mij? De laatste link die ze hebben is het ziekenhuis. Dus ook daar staat hij gesignaleerd, zodat de beveiliging daar direct de politie kan bellen mocht hij zich daar nog een keer laten zien. Hij kan ook niet naar het buitenland, althans niet met het vliegtuig. Nou niet met zijn eigen identiteit. Ik heb de politie aangegeven dat hij meerdere identiteitskaarten thuis had liggen. “Voor het geval dat”, zei hij altijd. Volgens de politie zal het onmogelijk zijn om daar het land mee uit te komen, dat de controles op de luchthavens zo streng zijn en dat ze negenennegentig van de honderd keer valse identiteitskaarten onderscheppen. Ik heb ze gevraagd hoe ze dan weten dat er één doorkomt, aangezien ze die niet pakken. Ze hadden geen antwoord. Dus die negenennegentig van de honderd keer is ook maar een wilde gok en dit geeft mij stress. Ik denk dat ze hem niet pakken. Ze onderschatten hem denk ik. Ze zien hem als simpel veel-plegertje, die ze wel even pakken. Ik hoop het, maar ik ben er bang voor.

Na een week wordt de balans opgemaakt, naar mijn idee is er niet veel veranderd met de week ervoor. Het gevaar is nog steeds hetzelfde want ze hebben hem niet. Ze hebben zelfs geen idee meer waar hij is. Adam is compleet van de radar verdwenen. Met zijn pinpas is al een week niet gepind, hij is niet bij zijn huis gezien. Online zien ze geen enkele activiteit. Dit geeft ze reden om te zeggen dat nu alles rustig is en ik terug naar het blijf-van-mijn-lijf huis kan. Onbegrijpelijk deze beslissing, bij mij gaan alle alarmbellen af, iemand kan niet zomaar verdwijnen. Waar ze eerst riepen hoe belangrijk de veiligheid is, ook voor de andere dames. Voor mijn gevoel wacht Adam gedeisd af, tot een onbewaakt moment. De politie heeft een andere theorie, ze denken dat hij wel in het buitenland zit, dat hij met de auto de grens over is gegaan. En dat hij wel weer opduikt en dan pakken ze hem. Ergens wil ik ze zo graag geloven, de mensen waarvan het hun vak is, waar ze voor geleerd hebben. Waar ze ervaring in hebben, maar iets in mij zegt dat dit nog lang niet het einde is en dat ik mag vrezen en smeken voor mijn leven en dat van mijn kind.

Inmiddels ben ik de twaalf weken gepasseerd, ik kan niet wachten om erachter te komen of het een jongetje of meisje is en om de baby te gaan voelen in mijn buik. Op internet lees ik verhalen van vrouwen die het met veertien weken al voelden en anderen pas dik voorbij de twintig. Alleen als ik aan mijn kindje denk krijg ik even een gelukzalig gevoel, wat ben ik blij met de komst van dit kleine ukkiepukkie. Daarna volgen direct weer de zorgen, hoe moet dit verder. Dit ukkiepukkie moet ooit wel naar school, kan dat veilig? We kunnen toch niet ons hele leven ondergedoken zitten? Zoveel vragen, zo weinig antwoorden. Soms heel soms gaat de gedachte door mijn hoofd om de zwangerschap af te breken. Dat is veiliger voor hem of haar. Maar ik kan het niet, dit kindje is zo gewenst. Ik kan het niet. Ik geloof dat ik binnenkort weer naar de verloskundige-praktijk moet. Deze keer heb ik niet Doutzen, ik heb een andere verloskundige zodat ik met allemaal kennis maak, dat leek Doutzen een goed idee. Ik weet echt niet meer hoe ze wel heet, volgende keer vraag ik gewoon of ik haar Doutzen mag noemen. Zo een groot compliment zal ze toch niet weigeren? Ik zou het in ieder geval niet weigeren. Misschien is die andere ook wel knap, of heeft ze ook een look-a-like in de sterrenwereld.

Linda komt mij halen in het safe-house. ”Wat een gedoe hè meid”, zegt ze. Ik zie dat ze echt met mij meeleeft. Ik heb het huis ook echt gemist en vooral haar, de steunende woorden en de schouder die er voor mijn gevoel altijd is. Ik deel mijn twijfels of het wel zo verstandig is om terug te keren, maar Linda garandeert mij dat de politie echt wel weet wat ze doen. Ik moet vertrouwen hebben. Als we aankomen bij het huis, staat iedereen op mij te wachten. Net alsof ik Prinses Kate ben, die op het bordes van het ziekenhuis staat om hun nieuwe kindje voor het eerst te laten zien. Ze komen allemaal op mij af en maken een praatje of geven een knuffel. Ik voel mij ontzettend gewenst en gewaardeerd.

Er mist één persoon, namelijk Cindy, waar is ze gebleven?