Maanpakken, slangetjes en zuurstof. Breng me terug!
Ik kan het niet. Mama zijn is niet leuk, mama zijn is niet makkelijk. Breng me terug naar voor mijn zwangerschap. Breng me terug...
28 november 2014. We zijn in het ziekenhuis. De afgelopen krappe 20 minuten in de auto leken een eeuwigheid te duren. Maar nu zijn we hier. Alweer. We worden via de SEH geleid. Daar staat een verpleegkundige te wachten die ons direct meeneemt naar een behandelkamer die voor jou gereed gemaakt is.
Ik houd je dicht tegen me aan in een deken gewikkeld. Wat zie je er ziek uit. Zo bleek, je mondje droog, je lippen alles behalve rood, je neus wit en koud. Je reageert niet en de voeding die we je nu moeten geven wil je niet. Je taalt er niet eens naar. Je armpjes houd je slap langs je en elke beweging lijkt teveel. Als ik je optil lijkt je hoofdje te zwaar voor je nekje, alsof je de kracht niet meer hebt je spieren te spannen. Vroeger speelde ik met poppen. Die hadden in mijn beleving meer kracht dan jij op dit moment. Ik houd je vast en fluister lieve woordjes, zing zachtjes een liedje. Oh wat hou ik van je, maar wat zou ik nu graag weg rennen. Ver weg. Vluchten en niet meer terug komen. Ik hou van je, maar dit... dit doet zo'n pijn.. jou zo te zien. Ik kan het niet. Maar ik doe het.
Je wordt onderzocht en moet daarvoor worden uitgekleed tot aan je luier. In het felle licht van de lampen schrik ik.. Je bent niet aangekomen de laatste dagen, nee nee nee! Zoals je daar ligt, het is net of je er niet meer bent. Zo stil..zonder beweging. Ik zweet, ik tril, ik wankel. Papa pakt me vast en ik huil, zo hard, zo ontzettend hard. Ik krijg geen lucht en de wereld draait. Papa houdt me vast en het lukt me de boel weer bij elkaar te rapen. Papa huilt ook. Ik voel zijn traan over mijn wang. Zijn zware ademhaling tegen mijn borst.
Er worden diverse plakkers op je lijfje geplakt, deze zijn verbonden met de monitor. Er wordt bloed afgenomen en er moet een speekseltest worden gedaan. Ook je urine en ontlasting moeten worden mee genomen naar het lab. Maar, je hebt geen urine en ook geen ontlasting. Je maag is alweer even leeg. We krijgen te horen dat de kinderarts elk moment kan komen. Je hebt koorts. We mogen je nog niet aankleden, wel toedekken met het deken want je moet wel warm blijven. Papa en mama zitten bij je en kijken naar je, strelen je en geven je wel 1000 kusjes. Het is niet genoeg. Je wordt er niet beter van. Je wordt gewogen en gemeten. Je bent niet gegroeid en je gewicht is flink afgenomen. Papa noemt je mager, mama durft dat niet te zeggen. Mijn tranen rollen en elke snik doet zeer. Ineens merk ik dat ook mijn lijf op is. Het is hard op zoek naar rust dat het zo verdient na een bevalling. Geen kraamweek, geen rust en alleen maar zorgen, rennen en vliegen. Het is op, doodop.
Omdat we ons met ons verdriet geen raad weten bellen we de ouders. De schrik zit er vooral bij mijn ouders, mijn steun en toeverlaat, flink in. Ik doe huilend verhaal en waarschijnlijk is er door al het gesnik geen bal van te verstaan. Maar het lucht op, voor even.
Je weet hoe dankbaar je mag, wat zeg ik, moet zijn voor mensen die je steunen en een hart onder de riem steken als ze voor je klaar staan op elk onmogelijk moment.
Daar staat ineens mijn moeder, jouw oma, in de kamer. Bij het zien van haar stort ik volledig in. Ik begin erbarmelijk te huilen. Ze houdt me vast en huilt met me mee. Dan kijkt ze naar jou en ik zie haar schrik, haar angst. Haar tranen, het maakt me nog verdrietiger. Ik ben niet de enige die geen roze wolk heeft. Ook deze nieuwbakken oma heeft dat niet. Ze knuffelt jou en jouw papa en bij allen vloeien de tranen rijkelijk.
De kinderarts arriveert kort erna en ziet wat wij ook op de monitor hadden gezien. Je zuurstofgehalte is laag, te laag en je bent flink ziek. Jij als klein mannetje hebt al je energie verbruikt om de afgelopen dagen te laten zien dat je een sterk kereltje bent en nu lijk je het op te geven. Een andere arts stapt het kamertje binnen en samen met een verpleegkundige houden ze jou stevig vast en met een slangetje nemen ze een kweek uit je neus en uit je keel. Je huilt, gelukkig. Maar het kost je zoveel energie dat je direct weer inzakt. De arts ziet het ook en en wordt haast gemaakt. Niet veel later zijn de eerste uitslagen binnen. Je hebt onder andere een flinke vorm van het RS virus en moet gelijk worden opgenomen. Je krijgt direct zuurstof toegediend. De afdeling wordt gebeld en een kamer gereed gemaakt. De arts legt ons uit wat het RS virus is en wat voor gevolgen dit heeft voor jou met jouw huidige en afgelopen gezondheidsissues, met name het feit dat jouw ademhaling (nog) niet optimaal is. We krijgen te horen dat dit nog maar het begin is en ons erop moeten voorbereiden dat het nog vele malen erger wordt. Jij zal nog zieker worden.
Hoe moet je je hierop voorbereiden? Hoe in godsnaam? Vertel het me, ik weet het niet. Breng me terug naar voor m'n zwangerschap. Ik wil terug, wil dit niet. Het is niet dat ik mijn verantwoording niet wil dragen, integendeel. Maar deze pijn, die ik bij jou zie, dat gevecht vanaf je eerste seconde op deze wereld, nee dat wil ik niet. Zoveel verdriet, het doet zeer. Voelbare pijn van verdriet. Het kan echt.
In een speciaal bedje inclusief draadjes, slangetjes en monitor word je naar de afdeling gereden. Je ligt op een speciale kamer, alleen. Natuurlijk alleen. Dat had de arts verteld. Oma gaat mee, zij hoort wat wij niet horen, zij ziet wat wij niet willen zien. Zij. Zij geeft ons de steun waar we zo'n behoefte aan hebben.
In je nieuwe kamer zien we de eerste fases van 'het wordt erger' waar de arts het over had. We gaan de eerste deur van je kamer door. Er liggen witte steriele pakken in een soort kleine hal. Pakken die papa en ik maanpakken noemen. Pakken die iedereen die binnen gaat aan moet voor zij bij jou mogen. Er staan diverse ontsmettingsmiddelen, mondkapjes en dozen vol handschoenen. Daarna volgt een tweede deur en pas dan sta je in jouw kamer. Op de eerste deur wordt een groot papier gehangen met grote rode letters: regels met betrekking tot het betreden en verlaten van jouw kamer. Het doet me zo'n pijn. De arts vertelt dat deze pakken, mondkapjes en handschoenen gedragen moeten worden om ervoor te zorgen dat jij geen andere virussen of infecties krijgt. Het kleinste virus of de minst erge baceterie kan jou nu nog kwetsbaarder maken. Dit kan je nu niet aan. Daarnaast ben jij besmettelijk voor andere kinderen met een lage weerstand en daarvan liggen er op deze afdeling genoeg..
Je bedje wordt op de juiste plek gezet. Onder de camera die jou 24/7 in de gaten houdt, aan de muur vol apparatuur en naast twee monitoren. Alles wordt aangesloten en nieuwe plakkers op je lijfje geplakt. Je laat het gedwee toe. In stroomversnelling staan we voor we er erg in hebben in de tweede fase van 'het wordt erger'. Een verpleegkundige meldt ons dat jij zuurstof krijgt en een sonde omdat je de energie niet hebt om zelf te drinken. Alle energie die je hebt moet je sparen. Ik kan het niet aan dit te zien, papa ook niet. We willen niet zien hoe vreemde handen een slangetje inbrengen in dat kleine, bleke neusje. Hoe je zal huilen van de pijn en van het vreemde gevoel. We willen niet zien hoe jij zuurstof krijgt met zo'n kapje op je gezicht. We willen zoveel anders. Gewoon genieten en jou mee naar huis nemen, gezond.
Oma geeft aan bij jou te blijven tijdens het inbrengen van de sonde. Ik vraag mij af of ik een slechte moeder ben door dit aanbod aan te nemen. Door weg te gaan bij jou op zo'n hels moment. De verpleegkundige geeft aan dat ik het inderdaad het beste niet kan zien, omdat het een rot gezicht is. Ik huil niet meer, ik jank. Papa ook en samen lopen we met het lood in onze schoenen naar de gang. We trekken beide deuren achter ons dicht en nog horen we jou. Je huilt, je schreeuwt. Het steekt in mijn hart. Ik ben niet bij je en weet zelf zo goed hoe het voelt om zo'n sonde te krijgen. Ik haat mezelf omdat ik hier op de gang sta. Ik schop tegen de muur en wil helemaal door het lint gaan. Papa neemt mij mee naar de koffiehoek. Er is gelukkig niemand. Ik huil zo hard dat ik moet buigen om mezelf overeind te houden. Ik houd mijn armen voor mijn buik en wil het liefst op de grond gaan liggen en stompen, huilen, krijsen. Ik laat me op een stoel vallen en leg mijn hoofd op tafel. De kou van het tafelblad brengt me wat tot bedaren. Papa huilt ook. Zijn zachte gesnik en gesnuif maken dat ik bij hem op schoot klim. We huilen samen diepe tranen. We houden niet op wanneer andere mensen langslopen.
We zien andere mensen huilen. Allebei weten we dat er op deze afdeling allemaal zieke kinderen liggen, sommige zieker dan jij. Het relativeert, maar verzacht niet. De arts heeft gezegd dat ze hun uiterste best doen jou beter te maken, maar dat het grotendeels afhankelijk is van hoe sterk jij bent. We hopen met alles wat we hebben dat je sterk bent en dat je wederom wilt vechten. Vecht kleintje, vecht!
Oma komt ons halen. Ze heeft gehuild, dat is duidelijk. Ze zegt dat jij het heel goed deed, zo sterk! Ik weet dat ze het zegt om ons gerust te stellen. Ik waardeer het en hoop dat je echt sterk bent. Dat je knokt..
Papa en mama mogen bij je, en de aanblik van jou in je bedje met een slang in je neus en kapje op is hartverscheurend. Er piept en knippert van alles op de monitoren naast je bedje. Ik wil je niet van streek maken en slik elke snik snel in. Papa en mama zitten allebei aan een kant van je bedje. We zeggen niets, huilen en strelen je. We huilen voor nu onze laatste tranen, dat nemen we ons voor. Jij gaat knokken en wij knokken keihard met je mee.
De arts komt en vertelt uitvoerig wat ons te wachten staat, wat je mankeert en waarom het juist in jouw geval zo gevaarlijk is. Je bent te licht, te klein en hebt een slechte weerstand. Daarbij komt dat je je eigen ademhaling niet genoeg onder controle hebt, wat je heel veel energie kost. Zo'n virus erbij maakt het extra zwaar en geeft een keiharde mokerslag op jouw longen, longen die juist moesten herstellen en sterker worden. Alle energie-obstakels dienen weg te worden genomen waaronder voeding, onnodig optillen, aan- en uitkleden en wassen. Rust.. alweer. De zuurstof krijg je om je longen goed te vullen en ervoor te zorgen dat het ademen je even geen energie kost. De sonde zorgt voor jouw voeding zonder dat ook dit je energie kost. Daarna vertelt de arts dat jij buiten ons en eventuele directe familie geen bezoek mag ontvangen en als er al bezoek komt dat dit niet lang mag blijven. Het hele lijstje gaat aan een waas aan mij voorbij. Ik hoor vaag in de verte 'mag wel, mag niet...'. Ik kijk naar jou en vraag me af waarom je dit allemaal moet doorstaan. Zo klein en nu al vechten als een volwassene. De arts praat verder over de aanvullende onderzoeken die zullen worden gedaan, het cameratoezicht, het toedienen van jouw medicijnen. En dan vertelt hij duidelijk, zo duidelijk dat ik uit mijn vage waas getrokken word, dat zowel papa als mama niet bij jou mogen blijven 's nachts. Je bent te ziek.
Wat?! Nee, nee, nee..!
Anoniem
That's an inventive answer to an initersetng question
Ladu
iedere ouder in het ziekenhuis maakt een hel door. En je weet (zeker in een kinderziekenhuis) dat je niet de enige bent die het onmogelijke moet doorstaan. Maar jullie hel was wel een bijzonder zware! Ik kan je uit ervaring alleen maar zeggen om door te schrijven. Het helpt echt. Alsof je er meer afstand van kan nemen en het daardoor minder moeilijk wordt. Sterkte met alles, blijf schrijven het helpt!
Yolene
Pfff, heb net al je blogs gelezen. Wat vreselijk heftig zeg. ik hoop zo dat het beter gaat met je dappere kereltje. en natuurlijk met jou en je man. Heel veel sterkte.