Gijzeling in het crisiscentrum
Ik was vroeger een persoon. Tegenwoordig ben ik alleen een probleem. Ik pak het volgende doosje en druk de strip leeg op mijn hand.
Mijn besluit stond vast. Ik was zo moe. Ik stond op vanuit de douche. Trok mn kleren uit en droogde me af. Over de kachel hing een oud t-shirt van mijn vriend welke ik aan trok. Ik liep naar de keuken en pakte uit de kast alle medicatie die ik had. Vervolgens liep ik naar boven. In alle rust eigenlijk. Ik voelde de opluchting nu ik het besluit had gemaakt om ermee te stoppen. Boven in de slaapkamer ging ik op bed zitten met de medicijnen. Ik dacht nog even aan mn honden, maar die komen vast goed terecht. De eerste 5 tabletjes slikte ik in. Ik hoorde buiten mensen lopen en gezellig kletsen. Gek is dat. Het leven gaat voor iedereen gewoon door en dan zit ik hier op bed in mn eentje. Hoe alleen kan je je voelen. Hoe machteloos. Zou iemand me überhaupt missen straks. Ik denk het niet. Ik was vroeger een persoon. Tegenwoordig ben ik alleen een probleem. Ik pak het volgende doosje en druk de strip leeg op mijn hand. Dit gaat het zijn nu.
Opeens hoor ik Kay beneden huilen. Ik blijf even stil en wacht wat er gebeurt. Ik hoor mijn vriend boos schreeuwen tegen hem dat hij eens moet ophouden. Kay gaat daarentegen alleen maar harder huilen. Opeens voel ik me angstig. Ik kan Kay toch niet alleen achter laten bij hem? Ik weet dat ik geen goede moeder ben. Maar ik zal nooit tegen hem schreeuwen of boos zijn om niks. Ik zou alles voor hem doen. Hij is het belangrijkste in mijn leven. Terwijl dit voor mijn vriend heel anders is. Kay is alleen een, hoe zeg je dat, last voor hem. Ik kan Kay toch niet achter laten bij hem? Maar wat dan nu. Ik voel me zo kut. Ik wil zo graag dat deze pijn stopt. Ik heb mezelf niet in de hand. Ik kan mezelf niet meer beschermen. Mijn verstand luisterd niet meer naar mijn gevoel. Iemand moet me tegen mezelf beschermen als ik Kay wilt beschermen. Snapt iemand me nog? Wazig van de medicijnen pak ik mijn telefoon en bel mijn pleegmoeder op. Ik vertel wat ik gedaan heb en wil gaan doen. Dat ik het nu niet meer weet. Of Kay bij haar terecht kan. Of we dit nog snel kunnen regelen officieel dat hij bij haar terecht kan als ik er niet meer ben. Natuurlijk schrok ze. Ze vroeg me even 15 minuutjes te wachten zodat ze even op internet kon opzoeken hoe of wat. Wat ik niet wist was dat ze inplaats daarvan de crisisdienst had ingeschakeld. Logisch natuurlijk achteraf. Maar op dat moment had ik daar geen seconde bij stil gestaan.
En dan is daar opeens het moment dat je in een busje word afgevoerd naar 1 of ander gekkehuis. Ja het leek echt wel een film. Niet dat ik er veel van mee kreeg. De paar pillen die ik al had geslikt hadden toch wel wat effect. Alles was vaag en uiteindelijk werd ik wakker in een vreemd bed. Een kleine kamer. Heel kaal. Heel raar. Ik was opeens in een ander soort leven. En dat was ik ook. In het crisiscentrum was ik geen moeder meer, geen vriendin meer die het huis moet poetsen en koken, geen persoon meer die voor de buitenwereld hoeft te doen dat alles okee gaat. Ik kon huilen, ik kon schreeuwen, ik kon bij wijze van spreken alles kort en klein slaan. Hier maakte het niet uit. Hier is niks gek. Je kan echt jezelf zijn. En iedereen begrijpt je. En geloof me. Ik zat tussen echt gekke hoor. Ik hoop wel dat jullie me begrijpen dat ik hier niks rots mee bedoel. Ik behoor namelijk ook onder die gekken ;) maar ik bedoelde te zeggen. Ik voelde me gewoon meer thuis bij de mensen die het nog veel zwaarder hadden dan ik, dan dat ik me thuis voelde bij de "normale" mensen.
Maar goed. Even tot rust komen dus. En bedenken wat nu het plan is. Ondertussen gewoon meedraaien op de groep. Gesprekken met de hulpverleners, eten met zijn alle aan tafel. En natuurlijk roken in het benauwde rokershok voor de die-hard rokers. Ja ik rook ook. Toen ik zwanger was netjes gestopt en pas toen Kay een jaar was weer begonnen. Stom natuurlijk.
Hier in het rokershok leerde ik Eddy kennen. Een grote man van rond de 40. Hij zag er heel slecht uit. En was dus ook heel erg psychotisch. Normale mensen schrikken hiervan. Ik ben het al wel gewend. Mijn broer heeft vaak drugs psychoses gehad dus ik weet wat het is. Eddy had hele verhalen tegen me en was geobsedeerd door plastic. Alles wat hij vond moest ik even vasthouden waarna hij vertelde dat de goden tegen plastic waren. Plastic is van de mensen. Het is dus een raar iets dat plastic. De tafel is van hout. Goden houden van hout. En dit, in het bekertje is water. En toen kwam het hoor. Ik moest mijn arm uitstrekken van hem. Langzaam druppelde hij het water uit het bekertje over mijn hand. Wat voel je zei hij.
Ja denk daar maar eens overna. Wat voel je nou precies. Natuurlijk hartstikke zielig voor die man. Hij was echt de kluts kwijt. Maar tussendoor kwamen er dingen uit hem waar ik zo erg over na moest denken. Zo wees hij ook een keer naar de computer. En vroeg wat ik zag. Ik zie de computer antwoord ik, waarop hij reageerde met ja, zie je dat echt? Of zie je een kast met beeldscherm, of zie je moleculen, of zie je de straling of het Plastic? Of zie je een omhulsel in de aarde. Wat zie je vroeg hij. Grappig gewoon.
Wat minder grappig was een paar dagen later. Het leek even beter te gaan met Eddy tot we sochtens aan het ontbijt zaten. Ik zat natuurlijk tegenover hem en hij was heel erg in zichzelf aan het praten. Of nouja, hij praatte tegen mensen die er niet waren. Ondertussen had hij wel de grootste lol hoor. En ik moest soms mee lachen omdat hij zo'n aanstekelijke lach had. Maar het ging overduidelijk niet goed. Er kwam een activiteitenbegeleidster langs onze tafel om te vragen of we straks kwamen kleuren. Ja serieus. Geen grap. Het is net zoals in de film. Elke dag kun je gezellig kleuren met zijn alle. Eddy werd een beetje geïrriteerd. Hoe kon het nou dat iemand hem kwam storen tijdens het eten terwijl de goden bezig waren met het opnemen van het voedsel. Ik praate met hem mee dat de goden dat vast niet zo erg vonden en dat hij gewoon rustig verder kon eten. Dat werkte voor even. Een paar minuten later stond hij abrupt op en zo stoel schoof keihard naar achter. Hij liep weg uit de eetkamer en liet alles op tafel liggen. Ik liep achter hem aan. Er vanuit gegaan dat hij ging roken. Maar vlak voor het rokershok besloot hij de kleurzaal in te gaan en toen barste de bom. Hij gooide de radio die daar stond door de kamer heen. Alleen de activiteiten begeleidster was er. Stel je voor een mager jong vrouwtje met sandalen en witte sokken. Ze schrok zich natuurlijk dood. Maar Eddy was echt woest. Hoe durfde ze het om alle kleurplaten neer te leggen. Dat was van papier. En papier is van de Goden! De goden zouden alles kunnen zien op de camera's en ze was een heel slecht persoon en hoorde thuis in de hel. De mevrouw was echt bang. Logisch. Ik schrok ook. Zo had ik hem nog nooit gezien. De mevrouw rende langs hem heen de kamer uit en Eddy rende erachter na. Ik stond nog even als verstijfd maar toen ging ik hem ook achterna. Uit het kantoor kwam de andere begeleider aangerend. Een klein ventje van in de 20. Ja dit waren dan de begeiders van de groep. Een geitenwollensokken zweverige vrouw die vast heel aardig is maar veelste bang en verlegen is om überhaupt op zo'n groep te staan. En een mannetje van in de 20 waarbij dit vast zijn eerste baantje is waar hij heel hard zijn best voor doet maar dit gewoon niet alleen af kan. En hun moeten dan een groep begeleiden met zwaar psychiatrische patienten. Ik vind het geen goed idee. En dat bleek het ook niet. Het jonge ventje stapte op Eddy af en zei: "Meneer Arends doe eens even rustig" (even voor de duidelijkheid, deze achternaam is verzonnen omdat ik niet mijn echte achternaam hier wil zeggen. Maar zogenaamd heet ik dus nu even Arends. En dat jonge ventje sprak Eddy dus aan met de verkeerde naam)
Logisch dat Eddy nog bozer werd. Wie ben Ik, wie ben ik?! Schreeuwde hij. "Besta ik wel. Zie je me wel?! Ik ben een god! Kijk de stralen door de lucht! Jullie horen hier niet. Jullie moeten dood!" Ik riep tussen het geschreeuw van Eddy door dat ik mevrouw Arends was maar het had totaal geen zin. Het jonge ventje en geitenwollensokke mevrouw waren zo bang dat ze samen achteruit liepen. En het jonge ventje bleef maar zeggen. Rustig meneer Arends, rustig meneer. Eddy was woest. Een soort oerkreten kwamen uit hem. Hij trok zn vest uit. Klaar om ze te pakken. En dan is hij groot hoor. Hij was natuurlijk ook groot. Maar normaal gesproken altijd heel erg in elkaar gedoken en dan valt het niet zo op. Ik dacht echt hij maakt ze af. Dus ik begon hem af te leiden. Kom Eddy we gaan roken. Er is allemaal plastic wat we moeten verzamelen. Hij draaide zich even om en keek me aan met een rare blik. Hij zei: Meisje, ik ga dit voor jou oplossen. Ik ben er echt voor jou. Straks is al het plastic op de wereld van jou. Hoef je nooit meer bang te zijn. En hij draaide zich weer om en deed net alsof ik er niet was. Eddy schreeuwde naar ze dat ze samen in de hoek moesten gaan staan. Gelukkig deden ze dat. Ik wist niet wat ik moest doen. Er was niemand anders van de groep. Wat kon ik tegen hem betekenen als jong meisje (ik ben in de 20) Hoe kan ik zorgen dat er hulp komt?
Maar ze stonden samen bang in de hoek. Geitenwollesokken vrouw moest achterin de hoek en jong ventje ervoor. Vervolgens moesten ze langzaam stap voor stap achter elkaar de trap af lopen naar de uitgang. Het jonge ventje protesteerde even dat dat niet kon omdat het gebouw afgesloten is maar met 1 ruk van Eddy vloog de toegangspas van zn riem op de grond. Probleem opgelost schreeuwen Eddy. Ondertussen kwamen er andere patiënten aangelopen van boven. Maar hierdoor werd Eddy nog bozer en het stomme was, die andere mensen draaide zich om en liepen gewoon weer rustig terug naar hun kamer. En ik stond daar maar. Ze liepen langzaam achter elkaar de trap af. Eenmaal beneden hield hij de pas voor de deur en de deur ging open. Ik dacht nog van nee gaat dit echt gebeuren. Straks zit ik alleen met Eddy op de groep en zijn de begeleiders buitengesloten. Maar t jonge ventje liep door de deur met geiten wollensokken vrouw erachter aan. En de deur ging dicht. "Zo zei Eddy. Rust in me hoofd. BAM. Een enorme klap. Uit het niets sloeg hij met zijn vuist tegen de muur. Het bloed liep van zijn knokkels af. Hij draaide zich om en keek me aan. Hij zei niks. En bleef me aankijken. Toen schreeuwde hij: Wie ben Jij?!
M
Ik ben blij te lezen dat je er nog bent. Was wel geschrokken van je vorige blog. Maar dit is trouwens ook weer een heftig verhaal. Hoop van harte dat het goed met je gaat. X