Snap
  • Kind
  • luisteren
  • opvoedendoejesamen
  • papaenmamazijndebaas

“We gaan naar huis!” “Oké mama!”

Daar zitten we dan, in de auto terug van Frankrijk naar huis. Een heerlijke vakantie gehad en vooral genoten van de kids en van de complimenten die we over ze kregen.

Gisteren nog lag ik aan het zwembad en daar zaten, net zoals wij, meerdere gezinnen te genieten. Totdat ik een moeder hoorde zeggen: “Ga je mee naar huis?” Daarop hoorde ik een hele harde “NEE” terug. Ai, en daar zit je dan als moeder. Wat ga je nu doen? Ga je het gevecht aan met je kind en laten zien dat jij de baas bent? Of ga je toegeven en zeggen dat ze (in dit geval) nog even mag spelen. Deze moeder koos voor het tweede en liet haar dochter nog eve spelen. Haar dochter had dus gewonnen en wist dat ze bij een tweede keer weer moeilijk kon doen en de touwtjes in handen zou hebben. En ja hoor, ook de tweede keer ging het mis. Ze ging nog steeds niet mee naar huis. Maar ja, mamaatje-lief, je stelde toch de vraag of ze mee wilde gaan? Dan kan daar het antwoord toch ook nee op zijn?

Dat is wat ik heel vaak om me heen hoor. Vragen die gesteld worden aan kinderen. Kom je even opruimen? Eet je jouw boterham op? Ga je mee naar huis? Dit zijn allemaal vragen waar “ja” en “nee” op geantwoord kan worden. Handig toch voor de kids? Ze hebben het op deze manier zelf in handen. En als ik dan zie dat er daarna gevochten wordt over datgene wat ze moeten doen, denk ik, misschien kun je het op een andere manier zeggen.

Dit is iets wat John en mij is opgevallen tijdens onze opvoeding van de jongens. We praten heel veel over de dingen die we vragen of zeggen tegen de kids. Ook wanneer we het niet met elkaar eens zijn over een bepaalde aanpak bespreken we dit. En zo ook over de “vragen” die gesteld worden aan de kids.

Zo hebben wij hier ook wel eens mee geworsteld. En nog steeds betrap ik mezelf er weleens op wanneer ik het op de “verkeerde” manier zeg. “Kom jongens, gaan jullie mee naar bed”? Drie kopjes kijken ons aan en zeggen tegelijk: “Nee”. Tsja logisch dat ze dat zeggen, want we hebben gevraagd of ze naar bed willen gaan. En nee, dit willen ze niet, dat geven ze duidelijk aan.

Hiermee sneden wij onszelf duidelijk in de vingers. Uiteindelijk hebben wij deze manier van handelen samen besproken. We kwamen erachter dat je ze het beste kunt voorbereiden op het feit dat iets zo gaat gebeuren. Dus niet of ze het willen, maar dát het gaat gebeuren. “Jongens, we lezen nog een verhaaltje en dan gaan we naar bed.” In de meeste gevallen werkt dit heel goed. Natuurlijk zijn er nog steeds weleens momenten dat ze niet luisteren en even geen zin hebben. Maar ze weten alledrie heel goed waar ze aan toe zijn, doordat wij bepalen en zeggen wat er gaat gebeuren.

Zo nog een voorbeeld. Als we op een verjaardag zijn, dan is het naar huis gaan toch altijd jammer. Ik zie het heel veel om me heen. Het is zo gezellig dat de kids niet naar huis willen. We zeggen tegen de jongens dat we zometeen naar huis toe gaan. Op deze manier bereiden we ze al een beetje voor. En een paar minuutjes daarna zeggen we dat we naar huis gaan. Ze gaan eigenlijk altijd zonder moeite mee. Het kan nog weleens zijn dat er dan een “nee” klinkt, maar moeilijk doen ze op die momenten niet. Het zijn de kleine dingen die het makkelijk maken en die laten zien dat wij als ouders de baas zijn en bepalen wat er gaat gebeuren. Geef ze dus niet de keuze, maar vertel wat er gaat gebeuren. Zo gaat het met heel veel dagelijkse dingen. De ouders zijn de baas en niet de kinderen. Wij proberen iedere keer rekening te houden met de manier waarop we dingen tegen onze kinderen zeggen, zodat ze heel goed weten waar ze aan toe zijn en dus ook zonder morren met ons mee naar huis gaan, wanneer wij zeggen dat we gaan.