Met de ambulance naar de kinder IC
'Mama is bij je, het komt goed lieverd'
Zaterdag 12 maart | deel 2
Het vullen lijkt te werken, Anna knapt op. We worden van de spoedkamer naar een eigen kamertje gebracht. Er wordt geregeld dat we die avond wat te eten krijgen en we informeren wat mensen dat Anna opgenomen is met een bacteriële infectie. Na een half uurtje begint Anna weer achteruit te gaan. De verpleging komt, ik spreek mijn zorgen uit en de verpleging gaat even overleggen met de kinderarts. Als de kinderarts komt kijken, vertelt ze ons dat ze gaat regelen dat Anna naar het Radboud gaat. Hier is Anna het ziekste kindje op de afdeling en ze kunnen haar niet goed monitoren. Daar zal Anna een van de betere kindjes zijn, maar kunnen ze haar beter in de gaten houden dan in Boxmeer.
Ik schrik, het is toch wel erg serieus. Ik ben blij dat ik niet afgewacht heb tot Anna wakker werd van haar slaapje. De ambulance is onderweg en zal er met een half uurtje al zijn. We pakken onze spullen weer in en al gauw staan de ambulancebroeders op de gang. Tegelijkertijd komen ze ons eten brengen, maar dat hebben we niet meer nodig. De verpleging maakt een tasje met wat te eten en drinken voor ons klaar, we weten namelijk niet wanneer we de kans zullen krijgen om eten te regelen.
Anna is nog goed bij en wordt op de ambulancebrancard gelegd. De kinderarts gaat mee en ook ik mag mee met de ambulance. Mark rijdt achter ons aan. Als we richting de ambulance lopen, vraagt de ambulancebroeder naar welke afdeling ze Anna moeten brengen. De kinderarts kijkt de ambulancebroeder aan alsof dat niet al duidelijk was, we gaan naar de kinder IC. Ik schrik, maar wil vooral zo snel mogelijk die kant op. Mark heeft dit niet meer meegekregen. Als hij in de auto stapt, ziet hij de ambulance wegrijden en hoort dat de sirenes aangaan. Mark schrikt, dit gaat allemaal om zijn meisje. Die sirenes komen wel even binnen.
We komen aan in het Radboud en op de gang zie ik Mark al aankomen, dat heeft hij snel gedaan. Ik geef hem geen ongelijk. Op de IC staat een team ons op te wachten. Ze gaan Anna onderzoeken. Op dit moment is Anna erg onrustig, huilen kan ze niet meer, maar ze vindt geen rust en kan niet slapen. Haar armpjes beginnen steeds meer van kleur te veranderen. Er komen steeds meer vlekjes bij en de vlekjes worden groter. Ik blijf dicht bij mijn meisje en praat tegen haar. ‘Mama is bij je, het komt goed lieverd.’
We bedanken de kinderarts en ambulancebroeders die ons hierheen gebracht hebben en hopen dat we vooral de kinderarts snel weer zullen zien, want dat zou betekenen dat we terug naar Boxmeer mogen. Ondertussen zijn de artsen een echo aan het maken van Anna d’r hart. Ze praten ons bij en vertellen dat de bacterie Anna al zo ziek heeft gemaakt dat haar hartje het erg zwaar heeft. Ze moeten haar in slaap brengen, intuberen, beademen en een centrale lijn aanleggen. Ze weten niet of haar hartje deze ingrepen en vooral de slaapmedicatie aankan. Ze weten niet of Anna het komende uur zal overleven. Ik weet niet wat ik hoor en tegelijkertijd zie ik ook dat het heel erg slecht met Anna gaat. Ze nemen de procedures helemaal door en bespreken ook wie wat doet als Anna gereanimeerd moet worden. Het duurt lang, maar het is natuurlijk goed dat ze het eerst goed voorbereiden. Ik wacht heel rustig af terwijl ik maar tegen Anna blijf praten, maar wil schreeuwen dat ze NU moeten beginnen. Anna valt steeds een beetje weg en lijkt eindelijk wat rust te vinden. Ik zeg tegen de intensivist dat Anna in slaap begint te vallen en vraag of dit mag of dat ik haar wakker moet houden. Hij geeft aan dat ze mag slapen. Ik zeg tegen Anna dat het oké is dat ze haar oogjes dicht mag maken. ‘Papa en mama zijn bij je lieverd’, ‘Zet ‘m op kanjer, jij kan dit!’. Ik probeer ieder moment goed in me op te slaan, kijk haar heel goed in haar mooie blauwe oogjes aan en weet niet of ik die prachtige ogen ooit nog terug zal zijn. We nemen afscheid van Anna, ik weet niet hoe, maar we stappen de kamer uit en gaan in de familiekamer zitten.
Het is een hele mooie kamer. Deze kamer is van het Ronald McDonald huis in Nijmegen. We geven elkaar een knuffel, vegen onze tranen weg en gaan aan tafel zitten. Ik heb de behoefte om te bellen, ik moet bezig blijven. Mark is met stomheid geslagen, we zijn in een nachtmerrie beland en hopen nog steeds dat we zo wakker worden. Ik had mijn moeder wel laten weten dat we met de ambulance naar het Radboud zouden gaan, maar dit hadden wij ook niet verwacht. Ik pak mijn telefoon en bel mijn moeder. Ik vertel haar dat Anna echt heel erg ziek is en dat ze niet weten of Anna het komende uur overleeft. Mijn moeder weet natuurlijk niet wat ze hoort en vraagt me meerdere keren of het wel echt waar is. Ze wil alles weten, maar wij weten ook nog niet veel. Ik hoor aan haar dat het besef beetje bij beetje binnenkomt. Ik hoor dat ze zich terugtrekt en ik zie voor me ze aan de telefoon zit, zich sterk probeert te houden voor mij. Ik ben heel rustig, lijk het heel goed op een rijtje te hebben, maar wat kan ik anders. Mama vraagt wat ze kan doen, ik vraag haar om een kaarsje op te steken voor Anna.
Ik bel mijn ouders, broers en zussen en een aantal vrienden. Ik zeg tegen Mark dat het goed zou zijn als hij zijn ouders ook informeert, maar Mark weet even niet hoe. Ik vraag of ik het voor hem zal doen, maar hij wil het zelf doen en dat snap ik. We vragen iedereen die we spreken een kaarsje aan te steken. Al gauw komt de intensivist even binnen. Zij heeft Anna geïntubeerd en het is goed gegaan, Anna ligt aan de beademing. Ze gaan nu een centrale lijn plaatsen. Het lijkt een eeuwigheid te duren, maar zo nu en dan komt een verpleegster vertellen hoe het gaat. Ze leven enorm met ons mee.
Het is gelukt, Anna komt het uur door en ook dat laten we natuurlijk meteen weten. Dan mogen we naar ons meisje toe. Het is een akelig beeld, maar nog steeds is ze zo mooi. De verpleging en artsen leven enorm met ons mee. Ze maken daar heel wat mee en hebben meer gezien, maar Anna is heel kritiek bij hen binnengebracht. Ze maken ons duidelijk dat we niet veel later hadden moeten zijn, Anna is in een septische shock geraakt. Ze vragen waar wij slapen vannacht en of we al nagedacht hebben over het Ronald McDonald huis. Wij geven aan dat we daar waarschijnlijk niet voor in aanmerking komen, want zo ver weg wonen we nu ook weer niet. Daar denken zij anders over en gaan bellen, in no time is er een kamer voor ons geregeld.
Ze zijn nog druk met Anna bezig. Anna heeft talloze infusen en die moeten allemaal goed ingesteld worden. Wij kijken vanaf de zijlijn toe, geven haar zo nu en dan een kus en een aai over haar hoofd. De vermoeidheid begint toe te slaan. We weten dat het beter is als we nu gaan slapen, maar hoe kan ik in vredesnaam weggaan bij ons meisje. Toch nemen we afscheid. Zo rustig als ik tot nu was, zo overstuur begin ik nu te raken. Mijn ouders wachten bij de hoofduitgang, ze komen wat spullen voor de nacht brengen. Het is fijn om even een bekend gezegd te zien. Samen lopen Mark en ik richting het Ronald McDonaldhuis, op naar bed.
Btiss
Ik heb echt tranen gelaten bij het lezen van jouw verhaal. Ik hoop zo dat het nu beter gaat met Anna!
Iska Daemen | Spotlight Blogger
Het gaat nu heel erg goed met Anna. Helaas werd 't wel nog slechter voordat het beter ging en is het een hele lange weg geweest.
Simonevdk | Spotlight Blogger
Heel herkenbaar je verhaal. Krachtig geschreven!
Iska Daemen | Spotlight Blogger
Dankjewel ❤️