Leven met een angststoornis
Een angststoornis, mee op mijn schouder
Mijn man was onverwachts een dagje thuis vandaag. Recup heet dat dan. De definitie daarvan is “naar het containerpark rijden met rommel en het lijstje afwerken dat je vrouw deze week zou doen”.
Na twaalf jaar samen, waarvan 3 jaar getrouwd, weet hij natuurlijk dat hij halverwege de dag best een plan klaar heeft, wil ie zichzelf geen dubbele hernia zeulen op zijn vrije dag.
Ieder jaar opnieuw kopen we een abonnementje van een pretpark in de buurt. Ik zeg ‘we’, maar eigenlijk koopt mijn man die, zodat we de rest van het seizoen vaker kortingen hebben en onszelf geen financiële put graven tijdens uitstapjes in de zomervakantie.
Twee jaar geleden was ik thuis gebleven óf mee in alle attracties gegaan, maar hier alleen wachten? Dat had ik nooit gedurfd!
Twee jaar geleden tikte een tweede burn-out me neer. En alsof dat nog niet genoeg was reist er sindsdien een vervelende metgezel mee op mijn schouder; angst.
Het gaat nu al een stuk beter. Dat wil ik wel even gedeeld hebben. Maar het is op zijn minst vervelend. Je ziet niets. Je ziet niets aan mij. Ik ben diezelfde goedlachse, chaotische, step-fiets-rugzakdragende mama als jij. Alleen denk jij misschien aan wat jullie vanavond gaan eten, terwijl ik alle doemscenario’s der leven zie passeren in mijn hoofd. Ik kan prima mee praten met de groep en tegelijkertijd mentaal een schuilkelder inrichten voor als de oorlog zou uitbreken. Ik kan meelachen met mopjes, maar innerlijk elk signaal in mijn lichaam analyseren en diagnostiseren tot de meest vreselijke ziekte.
Vandaag ging ik dus mee naar het pretpark. Een grote fan van dingen die me zo misselijk als een krab maken ben ik niet, dus wachtte ik steeds flink buiten op de rest. Dat was twee jaar geleden ondenkbaar. Dan had ik wellicht een ernstige ziekte als excuus gebruikt en thuis gebleven óf een hele dag kokhalzend achter mijn gezin gelopen, attractie in- en weer uit.
Ik schrijf er een boek over. Over hoe ik de angst tot nu toe overwon. Vandaag overmannen die gekke gedachten me niet meer (constant).
Als ik de angst voel opkomen, kan ik ze gewoon toelaten.
Vandaag is anders.
De angst komt zo nu en dan eens langs. Ik bekijk het als een vervelende persoon die je tegenkomt op de bus of tram, maar je kan zelf nog niet uitstappen, want dan zet je jezelf in de zeik. Ik laat die vervelende metgezel dus meereizen, maar vertel hem niet waar ik afstap. Hij is er, hij mag daar ook zijn, waar ik ben. Het is oké.