Waarom huil je zo, meisje?
Ik loop achter de kinderwagen. Laura ligt in haar slaapzak te huilen, zoals eigenlijk heel de dag al. En ik weet niet waarom. Ze wilde niet op schoot, ze wil niet slapen. Ze wilde niet aan de borst, ze wilde geen fles. Ze wilde niet in de Maxi Cosi en niet in haar schommelstoeltje. Ze heeft al gedrukt, haar luier is verschoond. Ik weet het niet meer. Het huilen verandert in schreeuwen. Ik loop wat sneller.
Er komt een mevrouw langslopen. Ze kijkt naar de kinderwagen en dan naar mij. Verwijtend. Ja, mevrouw, ik weet dat ze huilt. Nee, mevrouw, ze heeft geen honger. Ik kan het schreeuwen niet meer aanhoren en doe mijn oortelefoontjes in. Rustige pianomuziek, misschien kan ik me een beetje ontspannen. Het helpt niet, Laura schreeuwt erbovenuit. Dan maar metal. Boze Scandinaviërs met lange baarden die zingen over oorlog. Dit is ook een strijd. Een uitputtingsslag. Zal ze in slaap vallen voor ik mijn geduld verlies? Voor ik tegen haar roep dat ze stil moet zijn? Ik wil niet boos op haar worden, ze is nog zo vreselijk klein. Maar ik kan niet meer. Ik weet dat ze niet huilt om mij van slag te maken, maar dat doet ze wel. Heel de dag schreeuwt ze tegen me. En ik kan haar niet helpen. Waarom kan ik mijn eigen baby niet troosten?
Een andere mevrouw loopt ons tegemoet. Kijkt naar de kinderwagen waar Laura nog steeds in ligt te schreeuwen. Denk ik, ik kan haar niet meer horen. Dan kijkt de mevrouw naar mijn oortelefoontjes. Ook verwijtend. Ja, mevrouw, ik weet dat ze huilt. Ben ik nu een slechte moeder, omdat ik het niet meer aan kan horen? Wilt u haar anders even een uurtje mee naar huis? Kijken wat u dan zegt.
We lopen verder. Ik kijk voorzichtig onder de doek die voor de kinderwagen hangt. Ze slaapt. Eindelijk. Ondanks de vrieskou is haar gezichtje rood en bezweet. Wat heb je je weer druk gemaakt, meisje. Waarom toch? Ik veeg haar gezichtje droog, zo voorzichtig als ik kan. Ik zet mijn muziek uit, maar blijf lopen. Zelfde tempo. Als er nu maar geen trein langsrijdt. Niet die kant op, want daar wordt gebouwd. Er loopt ons weer een mevrouw tegemoet, met een hond. Niet blaffen, hond, alsjeblieft niet blaffen. De mevrouw kijkt naar de wagen en dan naar mij. Glimlachend. Ja, mevrouw, heerlijk wandelen met een slapende baby. Schattig, hè?
Ik heb het koud, ik ben moe en ik heb trek. Maar ik durf niet naar huis. Ik weet dat ze wakker wordt zodra ik de drempel over stap. Dus ik blijf lopen. Een kwartier, een half uur, een uur. Tot ze wakker wordt en weer begint te huilen. Ik voel de tranen branden. Nee, ik ga niet huilen, niet hier op straat. Daan huilde ook zo veel, maar nu is hij een vrolijke peuter. Dat geldt voor Laura straks ook. Ik hou het mezelf voor. Ik moet wel, ik moet een strohalm hebben om me aan vast te grijpen. Een lichtje aan het einde van de tunnel. Als ze straks hapjes krijgt, zal het beter gaan. Als ze straks kan kruipen, zal het beter gaan. Als ze straks kan praten, zal het beter gaan. Het zal op een dag beter gaan. Tot die tijden lopen we rondjes door de wijk. Door de regen, door de sneeuw, door de kou. Langs verwijtende mevrouwen en hun blaffende hondjes. Maar niet langs de bouwplaats.
mamainfinland
Dankjewel ❤️
mamavan.senn.en.nora
Mooi geschreven lieverd. Je bent een onwijs goede, liefdevolle en geduldige moeder en daar kunnen velen nog een voorbeeld aan nemen! Laura en Daan zijn niet de makkelijkste baby’tjes maar ze hebben ontzettend geluk gehad met een mama zoals jij 🤎.