'Dit jongetje is heel ziek. We gaan hem opnemen... '
Dit is deel 3 van het eerste half jaar van Levi. In deel 1 schreef ik over de zwangerschap, in deel 2 over het niet-pluis gevoel wat maar in mijn hoofd en hart bleef hangen.
Het is zaterdagochtend. Vannacht heeft Levi eindelijk weer wat langer geslapen. Ik had hem allang verwacht voor de fles, maar hij slaapt nog heel diep. Het alarmgevoel probeer ik uit te zetten.
'Het zal wel aan mezelf liggen, ik heb al weken niet normaal geslapen. Mijn lijf is op van al die slapeloze nachten, mijn hoofd is op van het zorgen maken. De afgelopen weken heb ik al vaker met hem bij de dokter gezeten dan ik in 6 jaar met 2 kinderen geweest ben. En er was behalve een koemelkallergie, het hoesten en wat slijm, niks te vinden. De laatste keer vertelde de dokter wel dat ik moest bellen als hij koorts kreeg. En gisteravond kreeg hij dus koorts. Ik durf niet te vertrouwen dat die nu weg is... Maar ik wil ook niet doemdenken. Laat hem eerst maar rustig wakker worden, hij heeft z'n slaap ook hard nodig.' Zo probeer ik mezelf gerust te stellen.
We gaan eten. Levi slaapt nog steeds. Ik dwing mezelf om aan andere dingen te denken, maar opeens floept het er toch uit. 'Ik vertrouw het niet. Het is al 8 uur! Hij had een uur geleden al mogen drinken, dit doet hij normaal nooit!' Willem probeert me ook gerust te stellen met 'Het is juist goed dat hij even diep slaapt. Daar knapt hij van op!' Maar toch blijft er iets knagen. Ik wil dit niet! Na het eten maak ik een flesje en loop naar boven. Ik probeer hem wakker te maken, maar zijn waterige oogjes staan alles behalve helder. Koorts? Ook dat nog. 38,3 en dan moet de dag nog beginnen. Ik geef hem de fles en na een paar slokjes zakt hij alweer in slaap. Dat hij nog niet klaar is met drinken, lijkt hem voor het eerst van z'n korte leventje niet te interesseren. Ik leg hem in z'n bed en sta twijfelend met zijn koffertje in handen. Ik leg er wat rompertjes en pampertjes in. En weer voel ik die tegenstand. Ik wil dit niet! Opeens neem ik een besluit en loop naar beneden. 'Het klopt niet. Je kan 100x zeggen dat het goed is als hij slaapt, maar dit klopt niet. Ik ga me douchen en als daarna de temperatuur nog te hoog is, bel ik de HAP.' Willem kijkt even beduusd. Zo besluitvaardig heeft hij me de afgelopen 2 maanden ook niet gezien. Maar natuurlijk stemt hij er mee in. Ik bel voor de zekerheid mijn moeder of ze straks eventueel op kan passen, mochten we naar het ziekenhuis moeten. 'Maar waarom bel je niet gelijk, als je het niet vertrouwt?' Ik haal mijn schouders op, maar dat ziet ze natuurlijk niet. 'Ik weet het niet... Ik hoop dat de koorts gezakt is straks.' Ik zie mezelf NEE schudden. Nee! Ik weet het, je wil dit niet! Maar die koorts gaat niet zakken. Je hebt net zijn koffertje in staan pakken. Wie hou je voor de gek? Bellen! En nu meteen! De alarmbel is niet meer te stoppen. Ik bel de HAP. We kunnen direct komen.
'Dit jongetje is heel ziek, we gaan hem verder onderzoeken, maar dit wordt wel een opname.' Ik breek. Ik wil dit niet! Maar toch wil ik het wel. Eindelijk voel ik de angst op zijn plaats zakken. Zie je wel? Ik had gelijk. Er klopte iets niet. Levi kijkt me wazig aan. Ik hoor de arts bellen met de kinderarts. 'Een baby van 7 weken. Reageert niet alert op uitkleden, huilt niet krachtig en oogt benauwd... Ja, dat zei ik al. Oké, ik geef het door.' Ze kijkt ons aan. 'Hij gaat opgenomen worden.'
Binnen een kwartier zit hij door middel van allerlei slangetjes en draadjes aangesloten op de monitor, hebben ze de eerste zoutoplossing achter in zijn neus geketst, en ligt hij bibberend en snikkend onder een dekentje bij mij op schoot. Gelukkig laat hij nu wel van zich horen. Aan de ene kant ben ik daar blij om, maar aan de andere kant snijdt het door me heen. Arm kind. Had ik maar eerder naar dat alarmbelletje geluisterd. Had ik maar beter opgelet. Had ik maar gelijk gezegd dat ik het niet vertrouwde, al die keren bij de huisarts. Maar ik wist het niet. De dokter heeft je onderzocht en er was niks! Hij had me waarschijnlijk vriendelijk gezegd dat ik nog last had van hormonen en onzekerheid omdat het allemaal zo nieuw was. Baby's ademen nou eenmaal onregelmatig. En dat hoesten? Tja... Daar wist hij ook geen raad mee. Zijn longetjes klinken in ieder geval schoon. En dat is belangrijk. Maar lieve Levi, jíj bent belangrijk. Voor mij. Voor ons. En daarom doet het zo'n pijn om je zo ziek te zien. We zien je zuurstof steeds verder dalen en opnieuw spuiten ze met gang een spuitje zoutoplossing in je neus. Je hapt naar adem en je ogen worden 2x zo groot. De tranen springen in mijn ogen. Ik wil dit niet!
Na een uurtje komt een verpleegkundige ons halen. We mogen mee naar de afdeling. Daar krijgen we koffie en Levi rust. Gauw de draadjes weer aansluiten en dan mag hij bij mij blijven liggen. Hij slaapt alweer. Na de opname komen ze af en toe kijken hoe het met zijn zuurstofgehalte gaat, na de zoutoplossingen. Die zouden moeten helpen om het zuurstofgehalte boven de 92 te krijgen. Maar dat lukt niet. We zien hem steeds verder zakken. Gelukkig zien ze dat bij de balie ook en vertellen ze dat ze hem extra zuurstof gaan geven. Nadat hij het slangetje onder zijn neusje krijgt en even schrikt van de extra lucht die hij nu krijgt, zien we op de monitor het zuurstofgehalte naar 100 schieten. Eindelijk ontspan ik wat.
De dagen erna slaapt Levi heel veel. Eindelijk krijgt hij nu wat meer rust. Maar ook wordt me elke dag op het hart gedrukt dat het nog erger kan gaan worden. 'Bij dit soort virussen zit er altijd een dieptepunt. Maar wij kunnen niet zien of hij die al gehad heeft. Het kan dus zo zijn dat het straks slechter gaat...' Ik voel mijn spieren alweer spannen. Ik wil dit niet! Ik ga er als een waakhond bij staan, zodat ik elke verslechtering als eerste opmerk. Er zal dit keer niks onopgemerkt blijven!
Die nacht, als de verpleegkundige met een flesje en nieuwe zoutoplossingen binnenkomt, blijft ze even staan. 'Hoe komt het dat hij zo piept met ademhalen?' vraagt ze. 'Omdat hij reflux heeft, dat schijnt er bij te horen, maar' verontschuldig ik me, 'ik weet het ook niet hoor, ik heb nog nooit een kind met reflux gehad.' 'O,' zegt ze. 'Ik hoor dit geluidje wel eens vaker, maar dan komt het van een slappe luchtpijp. Heb je daar wel eens naar laten kijken?' Ik ben meteen helemaal klaarwakker. 'Een slappe luchtpijp? Kan dat ook nog?' Misschien ziet ze nieuwe paniek, want ze zegt meteen: 'Ja, maar dat overgroeien ze vaak hoor. Hier is z'n fles, zal ik lekker een kopje thee voor je halen?'
Daar zit ik dan. Met een ziek kindje, dat gelukkig al iets aan het opknappen is, maar waar nu weer andere zorgen bij komen. Vanaf dat moment voel ik: We zijn hier nog niet klaar mee.