Daar lag hij dan...
Houd het dan nooit op...
Daar lag hij dan, zo klein, zo jong. Overal snoertjes en slangetjes. Mijn kleine jongetje. Nog geen 6 weken oud. Hij is mijn kwetsbare oppervlakte. Wat met hem gebeurt, is mijn verdriet, angst en nachtmerrie. In mijn vorige blog vertelde ik hoe onze zoon terecht kwam op de spoedeisende hulp, hier deel 2.
Mijn kleine ventje was ziek, en werd steeds maar zieker. En de vraag bleef wat er nou speelde in het lijfje van onze jongen. De artsen vertelden ons dat ze van allerlei kweken gaan zetten op het afgenomen bloed. Maar de arts vertelde dat ze nog 1 ‘onderzoekje’ willen doen. Onderzoekje. Maar het was geen onderzoek’je’. Ze wilden graag testen op hersenvliesontsteking. Niet wat je als ouders wilt horen. Maar hoe ze dat doen is niet wat je je kind aan wilt doen. Om het hersenvocht te controleren moeten ze dat via een naald uit je rug halen. Een ontzettend pijnlijke onderzoek.
Dus niet zomaar een onderzoekje. Maar kleine jongen die al allemaal prikjes en naaldjes heeft moeten doorstaan. Mijn kleine jongen van 6 weken. Die geen benul heeft van wat hem overkomt. Zijn huilen gaat door merg en been. Dat is geen geluid wat een moeder wilt horen. Het huilen huilen en huilen. Ik probeer hem nog te troosten en tot rust te krijgen. Het lukt. Maar dan komt de arts bespreken dat ze nu echt het hersenvocht gaan afnemen. Ze vertelt hoe ze het gaan doen, en dat het heel moeilijk voor Bram gaat worden. Hij zal veel pijn hebben. Ze vertelt ook dat ze liever niet teveel mensen in de kamer wilden.
De arts keek mij aan. ‘als je hier niet bij wilt zijn, dan mag dat. We vaker vragen of 1 ouder hierbij is en de ander even 10 minuutjes de kamer verlaat’. Ik wist niet wat ze zei. Moest ik mijn kind verlaten. We kregen even 5 minuutjes om te overleggen. Mijn schoonmoeder, die bij ons was, vertelde ons dat ze zag dat er schepijs werd verkocht voor in het ziekenhuis, ze vroeg of ik mee ging. Ik wilde niet bij Bram weg. Robert keek mij aan. Hij wist dat het beter was als ik er even niet bij zou zijn. Hij werkt in de zorg en kan sneller de knop omzetten dan ik. Ik kon het niet meer. Wilde het niet, maar wist dat ik hier niet bij kon zijn. Dus verlaatte ik de kamer.
Samen met mijn schoonmoeder liep ik naar de voorkant van het ziekenhuis. Daar haalden we een ijsje. Ondertussen was het nog steeds zo’n 30 graden buiten, dus een rondje lopen zat er niet in. Dus daar zaten we dan. In stilte. Mijn schoonmoeder probeerde nog wat te praten tegen mij, mij gerust te stellen. Maar praten deed ik niet meer. Hapje voor hapje at ik mijn ijs. Op mijn telefoon zag ik dat de 10 minuten voorbij waren. En we besloten terug te gaan. Maar in principe mag je als ‘bezoekers’ niet binnendoor naar de spoed. Tenminste in het ziekenhuis in Ede niet. Maar omlopen doe je ook niet even. Het is een flink stukje, zeker als je kindje gewoon daar achter die deur ligt. Ik stond op mijn tenen. Werd een beetje boos op de verpleegkundige die ons er niet door liet, maar gelukkig hoorde de arts mij en liet zij ons erdoor.
Terug komend in de kamer zag ik een witte Robert en een slapende Bram. Hij sliep nu tenminste, zijn lijfje kon rusten. Robert vertelde even wat maar ik zag ook wel aan hem dat het veel indruk had gemaakt. ‘het was inderdaad maar goed dat je er even niet was’ was denk ik het enige wat hij kon zeggen. Het enige wat ik wilde was met Bram knuffelen, hem vasthouden, zijn huidje tegen de mijne. Maar hij sliep en ik maakte hem dus maar niet wakker. De arts kwam ons vertellen dat op het oog het hersenvocht er goed uit zag, maar dat ze dit alsnog niet met zekerheid kon zeggen. Ondertussen was Bram nog steeds erg ziek en er stonden nog verschillende bloedonderzoeken op kweek. ze vertelde ons dat Bram minimaal 36 uur moest blijven. Zijn jonge lijfje was ziek en dit was al een zorg opzich.
Na uren wachten, mochten we eindelijk naar een kamer op de kinderafdeling. We kregen een kamer waar net al een ouder kind in had geslapen, en aangezien Bram nog in een wiegje sliep, kon het grote bed blijven staan. Na wat overleg mochten Robert en ik allebei blijven de komende nachten. We konden het allebei niet over ons hart verkrijgen om naar huis te gaan. Bram sliep veel. En we konden niet veel doen. de slangetjes en snoertjes bleven. De angst ook.
Dat we een nacht mochten blijven zorgde ook weer voor de algemeen bekende blikken van verpleegkundige. Waar je voor de 1 als voorwaardig moeder wordt gezien, ben je voor de ander nog een tienermeisje die nooit moeder had mogen zijn. Daar stond ik als een jonge moeder met een baby van 6 weken oud. Geschokt door wat er gebeurt was, blij dat we hem nu rustig bij ons konden hebben. Zo verschoonde ik hem de eerste ochtend. De eerste paar keren was het wennen om hem te verschonen met alle snoertjes en slangetjes, maar nu ging het goed. Ik had het door. De verpleegkundige keek over mijn schouder. ‘je moet wel zijn piemeltje naar beneden doen he’. Ik keek haar verbaasd aan. ik verschoonde mijn zoon al 6 weken dag in dag uit. Ik wist hoe ik dat moest doen. ik reageerde niet, want wat doe ik in zo’n situatie, ik schiet naar binnen. Klap in mijn gezicht en zeg niks meer. Ondertussen ging het gelukkig steeds beter met Bram!
Wat er nou mis was wisten de artsen nog steeds niet, maar na 2 nachten ging het gelukkig beter. De koorts was weg. Hij dronk nog niet veel maar het werd al meer. Dat voelde goed, hij werd beter. Uiteindelijk bleek hij een virus te hebben. Het P virus noemde wij het. Het begon namelijk met de P. maar verder luisterde ik al niet echt meer naar de arts want het ging goed met bram en we mochten naar huis!
De verpleegkundige van de rare opmerkingen kwam de laatste naaldjes uit zijn armpjes halen. Ondertussen pakten wij onze laatste spulletjes in. Ik hield Brams handje bij alle medische handelingen altijd vast, dus nu weer. Ze kijk mij aan, en ik haar. Ze keek onrustig. Ik vroeg snel wat er aan de hand was, is er toch nog wat mis met Bram? Ze vertelde dat met Bram alles goed was, maar ze verbaasd was hoe 2 kinderen zo voor een kindje konden zorgen. Ik was een beetje geschokt van haar antwoord, maar ze ging verder. ‘ik had vooraf niet bedacht dat jullie net zo ouders zijn dan andere’. Nog steeds een beetje verbaasd reageerde ik met, ja we houden van hem en wij zijn, zijn ouders. Achteraf snapte ik dat wij misschien wel haar mening over tienerouders ten goede hebben veranderd, maar op dat moment voelde dat niet zo. Waar ik mij gewoon wilde focussen op mijn zieke kind, moest ik toch weer opkomen voor mijn moederschap, houdt dat dan nooit op…
Anoniem
Helaas ook voor mij heel herkenbaar. Het enige verschil is, is dat ik geen tienermoeder ben. Wel inderdaad het P.virus, 6 weken oud (onze zoon is 6 weken tevoren geboren en op mij officiële uitgerekende datum) is hij met gillende sirenes naar Sophia zkh gebracht, ook heet onze zoon Bram. Hij heeft uiteindelijk een week of 6 in het zkh gelegen, vanuit neonate kinder ic, n
Anoniem
Helaas in dezelfde situatie gezeten. Het enige verschil is, os dat ik geen tienermoeder ben. Wel ook het
Anoniem
Ook vor mij helaas bekend verhaal. Het enige verschil is, is dat ik geen tienermoeder ben.
Anoniem
Dit ziu mijn verhaal kunnen zijn .ik heb precies het zelfde meegemaakt me dochter was toen 8 dagen .en ze haf het peregovirus . Wat herkenbaar zij heeft toen wel een week in het zh gelegen .ook het hersenvocht verhaal .ze vertelde ons dat dat virus alleen in de zomer aanwezig was . Het is inmiddels 13 jaar geleden .maar jou verhaal lezen word ik emotioneel van . Sterkte
Anoniem
0