Beeld: Canva

Deel 2 – Alles komt binnen

Author Picture

“Veel informatie krijgen we helaas niet. De arts zegt dat het of door een infectie komt, of door een hersenbloeding. Twee opties, allebei ernstig. Maar de expertise is er niet, we worden doorgestuurd naar het WKZ. Daar kunnen ze ons wél helpen.”

“Mijn hoofd slaat op hol. Heb ik iets gemist? Heb ik iets verkeerd gedaan? Komt het doordat ik in het vliegtuig heb gezeten? Was ik onvoorzichtig?

Ik voel me ineens zó schuldig, zó machteloos.

Zodra we thuis zijn, klap ik dicht. Ik lig de hele avond op de bank en zeg niets meer. Ik wil niemand zien, niemand horen. Laat me met rust.

Ik wilde er op dat moment gewoon even niet zijn. Alsof ik uit mijn eigen lichaam wilde stappen.

Mijn lichaam is uitgeput, maar mijn hoofd blijft malen. Slapen lukt amper. Ik ben er, maar ook niet.

De volgende ochtend, vrijdag, melden we ons in het WKZ. Alles gaat snel, maar vanbinnen lijkt de tijd stil te staan.

We worden eerst opgevangen door een verloskundige die de echo gaat maken. En dit keer voelt het anders.

Ze zegt niet alleen wat ze ziet, ze praat met míj. Ze kijkt me aan, stelt vragen, luistert.

Niet alsof ik alleen maar ‘die buik’ ben waar iets mis mee is, maar als moeder. Als mens.

Iemand die mij even ziet. Iemand die mij terughaalt naar de realiteit.

En dat is precies wat ik op dat moment nodig heb.

De echo bevestigt opnieuw dat er iets ernstigs aan de hand is. Daarna moet er bloed geprikt worden, en gaan we meteen door naar de MRI.

In de MRI lig ik stil in een kamer vol geluid en onzekerheid. Maar ergens daar, in dat rare, kille moment, herpak ik me een beetje.

Ik moet sterk blijven.

“Ik ken je nog niet, ik weet nog niet wie je bent… maar het komt goed. Ik ben er voor je. Wat er ook gebeurt.”

Het is zo onwerkelijk. We maken ons kapot van zorgen, zijn in paniek, voor iemand die we nog nooit hebben ontmoet.

En ergens denk ik: Wie ben jij eigenlijk?

En tegelijk weet ik: je bent van mij.

Na de MRI mogen we naar huis. Daar begint het wachten. We weten: er komt een telefoontje. Maar wanneer? En wat gaan ze zeggen?

Dan gaat mijn telefoon.

De arts vertelt ons dat Jack een ernstige hersenbloeding heeft gehad. Ze zien ook hersenbeschadiging.

Maar hoe ernstig precies, dat kunnen ze nu nog niet zeggen. Ze weten niet wat de gevolgen zullen zijn en die onzekerheid is misschien wel het moeilijkst van alles.

De vraag van mijn partner of hij levensvatbaar zou zijn, hakte erin.

Epilepsie, verlamming, ontwikkelingsproblemen, misschien wel niks, misschien alles.

Ze geven aan dat hij zo snel mogelijk gehaald moet worden. Zondag zal hij via een keizersnede geboren worden.

En of we diezelfde avond nog willen terugkomen voor de eerste longrijpingsprik.

Die avond zitten we in een kamer in het ziekenhuis. Ik zie alleen een prikbord, een raam, en de neuroloog die een tekening laat zien.

Er is ook een verloskundige en een kinderarts. Ze praten met ons, dat weet ik, maar ik kan me van dat gesprek niets meer herinneren.

Lees ook

Deel 1: “De roze wolk die barstte”

Behalve dat ene:

Er zal twee dagen na de geboorte een Rickham-reservoir geplaatst worden in zijn hoofd.

Een tijdelijke noodoplossing om de druk in zijn hoofd te verlagen. Er zal elke dag een klein beetje hersenvocht worden afgetapt.

Dat weet ik nog. Dat beeld van die tekening. En verder… niets.

Alles versnelt. Er is geen tijd om alles te begrijpen, alleen tijd om te doen wat nodig is.

En dat is: Jou zo snel mogelijk halen.

Welke emotie moet ik voelen? Alles voelt zwaar. Maar ik zie je zondag ook eindelijk.

Eindelijk kan ik je vasthouden.

Je vertellen dat je veilig bent — bij mij, bij ons.

Tot zondag, lieve jongen.”

Dit is het verhaal van Jeaninenien

Lees verder onder de advertentie
Lees verder onder de advertentie

OOK INTERESSANT

Bekijk alles