Moederschap onder druk: onophoudelijke strijd
"Ze is geen strenge moeder hé, zou ze wel moeten doen"
Ik sta in de keuken, de zon schijnt zwakjes door het raam terwijl ik luister naar het gesprek dat in de tuin plaatsvindt. "Ze is geen strenge moeder hé, zou ze wel moeten doen," klinkt het oordeel. Het raakt me, zoals zoveel kritische meningen dat doen. Het lijkt wel alsof er altijd iets is dat ik niet goed doe als moeder, terwijl een simpel schouderklopje of een liefdevol woordje vaak ontbreekt.
Eenzaam, wanhopig en machteloos was ik. Het was de tijd van corona, met twee kleintjes onder de twee jaar. Geen opvang, geenopa's en oma's, en een partner die wegdook in z'n werk om de stressvolle thuissituatie te ontlopen. Hij werkte zo veel mogelijk om zo min mogelijk thuis te zijn.
Op een avond kwam hij thuis van zijn werk. Hij stapte over ons zoontje van een paar maanden oud heen en richtte zijn aandacht direct op onze dochter. Hij knuffelde haar liefdevol en had haar gemist. Ik kreeg slechts een knikje. Ik vroeg hem zijn zoon ook te knuffelen, maar zijn reactie was hard: "Geen denken aan, hij heeft ons de hele nacht wakker gehouden, ik ga hem nu ook 24 uur lang negeren." Het voelde alsof ik gevangen zat in een situatie zonder uitweg. Even op adem komen was geen optie. De dagen waren gevuld met eindeloze huilbuien. Wandelen met de baby leek een onmogelijke opgave; hij huilde in de draagzak, de kinderwagen, de maxicosi.
Maar ik wilde niet thuisblijven, niet in deze situatie. Ik wilde ook wat anders dan die muren om me heen. Ik was vastberaden om de deur uit te gaan. Ik kleedde ons zoontje warm aan, nam een dekentje en "witte ruis" mee en legde hem in de kinderwagen. Het voelde alsof ik al uren aan het lopen was, terwijl het in werkelijkheid slechts vijf minuten waren. Vijf minuten van huilen, krijsen en janken. Het lijkt wel alsof je de enige baby bent die niet moe wordt van huilen, maar juist actiever.
Je gehuil werd steeds luider, en ik voelde de blikken van buurtbewoners branden. Was het irritatie of medelijden? Ik wist het niet en ik durfde niemand aan te kijken. Ik schaamde me kapot. Na een half uur krijsen besloot ik huiswaarts te keren, nog steeds hoopvol dat de buitenlucht je in slaap zou krijgen. Maar tevergeefs. Inmiddels liep ik niet meer rechtdoor, maar ik wiebelde en wiegde de wagen. Heen en weer, vooruit, achteruit, van alles probeerde ik. Toen we voor de deur stonden, krijste je nog steeds. Ik durfde niet naar binnen. Ik durf de rust niet te verstoren die jouw vader en zus zo hard nodig hadden. Nog maar een blokje om..dan val je hopelijk wel in slaap...