Mijn bevallingsverhaal met een randje...
“Anderhalf jaar later mocht ik het nog een keer proberen. Deze bevalling begon goed, ik heb liggen juichen in m’n bed omdat ik waarschijnlijk thuis ging bevallen. Wat het vervolg was, zal ik jullie nog een keer vertellen…”
Zo eindigde de bevallingsblog (link) die ik over de bevalling van Mats schreef. Nu, een half jaar later, wachtend op mijn derde bevalling, neem ik jullie mee terug in de tijd. Vier jaar. Vier jaar geleden zat ik in hetzelfde spelletje als nu: “the waiting game”. Wat duurde het wachten lang. Ik was er van overtuigd dat deze baby zich wel rond 38 weken zwangerschap ging melden. Geen idee meer waar ik dit op baseerde. Het was pure hoop denk ik. Uitzien naar ons tweede kindje. Maar dat tweede kindje zat heerlijk warm bij mama. 29 mei was de uitgerekende datum. Het zal dus rond 15 mei zijn geweest, rond de 38e zwangerschapsweek, dat ik iets verwachte te voelen. Maar, nog geen enkel teken van een naderende bevalling. Ook niet bij 39 weken. Niet bij 40 weken. 41 weken, niets. Daar waar de controles in het ziekenhuis ergens beginnen, beginnen ook de gesprekken over opwekken, stimulatie, maximale “dracht” etc. O wat heb ik gepleit voor ‘de natuur z’n gang laten gaan’. Het leek alsof ik ingeleid zou gaan worden, iets wat ik echt niet wilde. Ik wilde niet nog een keer aan de weeënopwekkers, die hadden me m.i. de vorige keer zo geplaagd. Ik moest en zou ervaren hoe mijn lijf dit zelf op ging pakken. Ik had me meer verdiept in ontspannen en had vertrouwen in mijn lijf. Thuis in bad leek me de beste plek om te gaan bevallen. En zo geschiedde….bijna.
Inmiddels was het donderdag 9 mei. Ik was 41 weken en 4 dagen zwanger. ’s Ochtends had ik een controle bij de verloskundige. Ze kon me strippen. Iets wat daarvoor nog niet eens gelukt was, of niets gedaan had, dat weet ik niet meer. Ja! Het had effect. Ik voelde mijn lichaam reageren. Voorweeën. Yes. Het ging gebeuren. Niets opwekken. Geen infuus. Natuurlijk bevallen. En thuis, hoopte ik.
Ik dronk gezellig koffie bij m’n ouders en benoemde geloof ik alles wat ik voelde. Hoe ik verder die dag door ben gekomen? Ik heb echt geen idee meer. Dat ik ’s avonds gewoon ben gaan slapen weet ik nog wel. Ik wist immers van de vorige keer dat het echt wel veel en veel heftiger moest worden voor er werkelijk iets ging gebeuren in mijn lijf. Twee uurtjes heb ik geslapen, tot middernacht ongeveer, toen ik de rust niet meer kon vinden. Ik wist dat het door ging zetten en wilde alles perfect controleren. Alles goed doen. (Waarvan ik dus nu heus wel weet dat dat niet kan 😉) Dus liet ik het bad vollopen en ging er in zitten. Ik controleerde m’n ademhaling. Weeën timen deed ik nog maar niet, want daarvan wist ik dat het tussen m’n oren ging werken. Ik kon me goed ontspannen voor m’n gevoel en heb tot een uur of 03.00 de weeën goed kunnen opvangen. Daarna heb ik Maarten wakker gemaakt. Het was allemaal prima te doen, maar ik wilde weten waar ik aan toe was. De verloskundige kwam rond 3.40u en constateerde dat wat ik al vermoedde, al wel, ahum, 2cm. ontsluiting. Op zich een logische hoeveelheid voor het aantal uren dat mijn lijf “echt” aan het werk was, maar toch even een domper omdat de weeën al flink aanwezig waren. De verloskundige heeft me gestript, daarna zit ik op 3 cm. Ja, dat klinkt al beter! Ze gaat weer naar huis, ik ga terug in bad, Maarten probeert nog wat te slapen.
Om 8.15 komen de weeën ongeveer om de 3 minuten. Ik lig nog steeds in bad. Ik liet het die nacht, tussen een paar keer wegdommelen door, leeglopen en weer vol en weer leeg en weer vol. Mijn moeder was er inmiddels om Mats op te halen en kwam nog even om het hoekje kijken: “je doet het super hoor!”, zei ze. Mam, je weet het vast zelf niet meer, maar ik zal het nooit vergeten. Heel gek vond ik het.
De verloskundige was er weer. Even een check; ontsluiting zat inmiddels op 5 cm. Dat klonk al beter. En er kon actie ondernomen worden, ze kon de vliezen breken. Daar lag ik, op bed, klaar voor een stortvloed aan vruchtwater dat tegen de muren op zou vliegen. PPffflll….een klein plasje. Dat viel mee. “Zo weinig maar?” vroeg ik. Dit soort gekke momenten onthoud ik wel weer. De ontspanning en humor tussendoor hielden me ontspannen. Het opvangen van de weeën was goed te doen met de laatste 5 cm. in het vooruitzicht. De kraamverzorgster werd gebeld en om 09.10 voelde ik flink wat druk, vooral aan de achterkant. Ik zat toen op 7 cm. ontsluiting. Zo! Dat ging snel! Ik heb liggen juichen, ja, compleet met armen omhoog, dat ik thuis ging bevallen. Wat was ik blij! Een droom ging in vervulling. Ik ging weer terug in bad, dat mocht nu wel met gebroken vliezen, omdat de bevalling snel leek te vlotten. Maar, we waren er nog niet.
Om 9.45 controleerde de VK nog een keer, 8 cm! Maar, er zat nog een randje. Een randje vocht. Misschien door het lange badderen. Ik moest maar uit bad blijven en op bed op mijn linkerzij gaan liggen. Prima, ik was inmiddels al wel zo behendig in het opvangen van de weeën dat dat ook op bed wel zou lukken. Alles voor een vlotte (thuis)bevalling.
Om 10.15, lees ik nu van papier, lijkt het zo ver te zijn. Het laatste randje is weggemasseerd. Ik kan aan het werk. Het wachten is op de echte persweeën. Die komen al snel. Twee weeën later is echter het complete 2cm randje weer aanwezig. Zuchten, andere houdingen, masseren, niets helpt. Het enige dat ik kan doen is de persweeën wegpuffen om de druk op het “randje” juist te houden. Maar als je ooit persweeën hebt ervaren, dan weet je dat er één ding is wat echt vreselijk is, het moeten wegpuffen ervan. Je lichaam wil maar één ding en dat is, die baby naar beneden duwen. Ook al doe je niets, ook al houd je je compleet afzijdig van dat wat je voelt, je houdt het niet tegen. Zo ongelooflijk hoe een vrouwenlichaam werkt, hoe enorm krachtig de natuur is. Dit is wat ik zo ontzettend bijzonder vind aan bevallen en waarom ik, ook nu ik wacht op een derde bevalling, er gewoon weer naar uit kijk. De oerkracht van een lijf, het wonderlijke proces van bevallen.
Maar goed, persweeën opvangen. Drama dus. Vanaf 10.30 ongeveer, waren ze er. Om 11.00u constateert de verloskundige nog steeds geen vooruitgang en stuurt ons in naar het ziekenhuis. Ik kan mentaal gelukkig snel schakelen op dat moment en ben al lang blij dat er een actie zal volgen waardoor er schot in de zaak komt. Ze vraagt of ik met eigen auto wil of met de ambulance. Ik kan inmiddels geen boe of bah meer zeggen en zie mezelf niet eens die trap afkomen, laat staan in een auto zitten. Ik wil in een ambulance, dan kan ik tenminste blijven liggen. Nou mensen, ik kan je nu al vertellen, als jij ooit die vraag krijgt, kies alsjeblieft voor een auto. Wat een ellendige rit was dat. En nee, dat lag echt niet alleen aan de persweeën. Wat een gehobbel en geschud.
De ambulancebroeder die bij ons achterin zat was ontzettend lief hoor. Hij heeft me ongeveer twintig keer verzocht niet mee te persen. Nou, ik voelde wel dat die baby echt niet ging komen, daar waar hij waarschijnlijk niet op zat te wachten in een rijdende ambulance, dus heb hem ongeveer 10 keer genegeerd. Die andere 10 keer, misschien was het maar 5 keer hoor, maar het voelde als een eeuwigheid, heb ik ze keurig weggepuft. Ergens, achteraf gezien, had het allemaal ook wel wat, in een ambulance met gierende banden en loeiende sirenes, op weg naar het ziekenhuis. Gezien het feit dat de baby het allemaal nog prima vond en z’n harttonen continue “normaal” bleven, kon ik het ook allemaal redelijk relativeren tussen de weeën door.
Hoe ik in de verloskamer ben gekomen, weet ik niet meer. Maar ik weet wel dat ik om 12.15u, na zo’n 1,5 uur opvangen van persweeën, ontzettend blij was dat ik pijnstilling kreeg. Remifentanyl. Heerlijk. Lekker even dutten tussen de weeën door. Ik zweefde. Wauw, goed spul zeg. Weer moest ik op m’n linkerzij, want, dat randje zat er nog.
Ik citeer: “13.15: 9cm. Mw. Gaat op de andere zij. Mw. is weer gemotiveerd. Scherpe randjes zijn er af.”
Ja, de scherpe randjes zijn dus van de pijn af. Dat ellendige andere randje zit er nog steeds.
“14.15: 8 cm. Oedeem (vocht) Overleg met de gynaecoloog.”
14.30, ik mag van de gynaecoloog “proefpersen” in de hoop dat ik, of het hoofdje van de baby, het randje wegduw(t). Lijkt te werken. De Remifentanyl werkt ook nog lekker. Het is te doen zo.
15.15 Er vordert niets. Geen hoofdje te zien. Nog steeds een randje zichtbaar. Ik ben kapot. De baby begint ook tegen te stribbelen qua harttonen en moet er nu gewoon uit. Hij blijkt een sterrenkijker te zijn en lijkt totaal geen aanstalten te maken te draaien of te zakken. De gynaecoloog geeft me de keus; “of ik haal nu de pomp en de tang, of we gaan nu een OK gereed laten maken”. Nou, ik heb nog geen minuut nagedacht. Hoe hard ik ook gepleit heb voor een natuurlijke bevalling, zo hard wenste ik nu de geboorte van mijn baby. Deze baby zakte niet, hij ging niet verder het geboortekanaal in. Dat voelde ik zelf wel heel goed. Ik wilde nu van deze ellende af zijn.
En toen ging het snel. Ik werd met, nog steeds persweeën en zonder Remifentanyl, op het bed naar de OK gereden. Onderweg zag ik op de gang nog een jongetje van een jaar of 8 staan die met open mond naar me keek. Ik vond het zo sneu dat hij me zo moest zien en probeerde nog even lief te glimlachen in de hoop dat hij geen trauma op zou lopen. (Waar je je allemaal mee bezig kan houden hè? Het zal met mijn 5 lagen brein te maken hebben. 😉)
Eenmaal op de OK was ik zo blij met de anesthesist die me vertelde dat ik op dat moment m’n laatste wee aan het wegpuffen was. De ruggenprik werd gezet, alles in me kon weer ontspannen en om 15.39 werd, na een beetje sjorren en trekken, onze tweede baby geboren. Een zoon! Een broertje voor Mats! Eindelijk, hij was er, Ted! Een wolk van een baby van 4655 gram. Wat was hij mooi!
We genoten samen aan het hoofdeind van de OK tafel van onze zoon. Een tweede zoon. Een tweede wonder. Hij was er. Wat een rijkdom.
Ik herstelde prima van de narcose. M’n benen begonnen al snel weer mee te werken. De nachten alleen met Ted in het ziekenhuis vond ik heerlijk, het lijkt er immers wel een hotel. De ontmoeting met grote broer Mats was vertederend en ook thuis heb ik kunnen genieten van m’n kraamtijd. Pijn had ik amper en met 6 weken rustig aan doen, herstelde ik heel vlot.
Alleen…
…dat het emotioneel zoveel impact zou hebben om van een gewone bevalling naar een keizersnede te gaan, dat had ik niet kunnen denken. Hoe vaak me ook verteld werd dat het niet anders kon (dat kon immers wel gezien het feit dat de gynaecoloog me twee opties gaf), dat ik niet wilde weten hoe ik er uit had gezien als ze het wel geprobeerd hadden met tang en pomp, hoe goed ik het allemaal had gedaan, hoe ik door had gezet etc. Ik merk, tot op de dag van vandaag, nog steeds dat ik er moeite mee heb. Het was goed hoor. Het was niet echt een keuze die ik had. Ted kwam gezond ter wereld en is een gezonde blonde jongen van 4 jaar, die ook via deze weg prima zijn intrede heeft gedaan op de wereld.. Maar het knaagt. Het zit er. Het is een litteken die ik tot op heden letterlijk voel. Ik kijk uit naar de komende bevalling, maar merk dat er nog een wondje zit. Ik heb er in het begin heel veel om gehuild. Dat de laatste 3 jaar denk ik niet meer. Maar dat wondje is er een ,waarvan ik de laatste weken ’s nachts wel eens wakker word. Ik droom dan dat deze baby is omgedraaid, dat ze in stuit ligt en ik geen keuze heb en een keizersnee moet ondergaan. Mijn gevoel zegt dan dat het goed is, maar ook dat ik het enorm jammer vind dat ik niet nogmaals een bevalling mag ervaren.
Ik probeer mezelf nu te leren niet zo te denken. Ik vertel mezelf: “Ik ga gewoon bevallen en als er toch een indicatie is om over te gaan tot keizersnede, dan is dat zo en is het ook goed”. Dan moet ik het accepteren, net als ik op dat keuzemoment de vorige keer deed. Het is geen falen. Ik moet het mezelf niet zo moeilijk maken. Net zoals ik de weeën niet kan plannen, kan ik ook de complete bevalling niet plannen. Het gaat er om dat zowel de baby als ik, gezond door de bevalling komen. En op welke manier dat ook is, het is goed. Ik vertel mezelf nogmaals: je hebt het goed gedaan en ook dit keer ga je het goed doen! Heb vertrouwen. Het is goed.