
Drieëntwintig december tweeduizendnegentien
Geen warm bad, maar een ruggenprik. Niet op eigen kracht maar een bezoekje aan de OK. Een lijf wat niet goed verdoofd is en een harde schreeuw. Een anesthesist die roept ‘wacht heel even’ en een gynaecoloog die verteld dát ze niet meer kan wachten. Het is zwart en ik ben er niet meer. Ik ben in de hemel geweest. Geen baby achter het blauwe doek als ik wakker word maar alleen maar vage stemmen om me heen. Dankbaar dat ik wakker word. Geen huid op huid maar bijkomen op de IC. Geen geniet momentje maar heel veel witte jasjes. De OK word klaargemaakt voor ronde twee maar die word me bespaard doordat er hardhandig op m’n buik word gedrukt en inwendig bloedstolsels worden verwijderd. Twee paar trotse opa’s en oma’s aan mijn bed en een baby’tje op de kinderafdeling. Geen tranen van geluk maar van de pijn. Niet de hartslag van het kleine baby’tje op de achtergrond maar gepiep van meerdere infusen. Geen kraamtranen maar tranen van verdriet en angst. Een psychiater en veel bezorgde verplegers. Maar ondanks dit, dit alles wat niet niks was.. ben ik trots op mijn lichaam en meer dan al mijn kracht geven kon ik niet. Het is goed zo.